Je mag niet zomaar naakt over straat lopen, maar wel op blote voeten. Ik hoor trouwens ook nooit dat we onze voeten of handen ontbloten. Dat doen we vooral met ons bovenlichaam en onze tanden. Ontbloten is gek genoeg synoniem aan onthullen. Een beeld van iemand die weinig verhult noemen we een naakt. Een bloot is, voor zover ik weet, niks. Naakt klinkt in mijn hoofd bloter dan bloot. Alsof je meer van jezelf bloot geeft als je naakt bent. Naakt ben je ook altijd met je hele lijf. Bloot zijn kan gedeeltelijk. Blote voeten, blote handen, blote billen. Bloot is gewoon gewoner dan naakt. En om bloot nog een beetje gewoner te maken zeggen we dat we in ons blootje lopen. En in je nakie in de zee zwemmen klinkt ook best gewoontjes. De waarheid is dat je billen er echt niks minder bloot van worden. De zuivere waarheid is trouwens altijd naakt. Volgens een oud fabel zaten de waarheid en de leugen ooit samen in bad. De leugen stapte er als eerste uit en trok toen de kleren van de waarheid aan. De waarheid wilde de kleren van de leugen niet dragen en bleef daarom dus naakt.
normaal
Opmerkzame mensen
Het allerliefst omring ik mij
met aandachtige mensen
Mensen die nieuwsgierig zijn
naar wat de ander beweegt
Mensen die luisteren
om te begrijpen
Mensen die eerlijk zijn
over zichzelf
Mensen die opmerken
wat belangrijk is
Zouden we
Zouden we (ooit)
wat we deelden samen herinneren kunnen?
onze verschillen voor wat ze zijn laten kunnen?
elkaars waarheden respecteren kunnen?
die kille oorlog beëindigen kunnen?
over onze schaduwen heen reiken kunnen?
oude pijnen zelf te dragen leren kunnen?
stoppen elkaar te willen begrijpen kunnen?
elkaar weer de hand schudden kunnen?
Naamnesie
Waarom ontschieten namen van mensen me, maar niet het telefoonnummer dat mijn ouders vroeger hadden? Als ik voor het eerst kennis maak met iemand, dan vergeet ik de uitgesproken naam soms al binnen luttele minuten, vooral bij een kennismaking met meerdere mensen. Ik vergeet namen van collega’s die ik maanden niet heb gesproken. Ik vergeet namen van radiopresentatoren als ze naar commerciële zenders verhuizen.
Gezichten (en stemmen) vergeet ik niet zo snel, maar dan sta ik bij een wederzien (of wederhoren) meestal toch diep en zonder resultaat in mijn geheugen te graven naar de naam. Dit is blijkbaar duidelijk aan mijn gezicht af te lezen, want in de blik van de ander zie ik een mengeling van verbazing en verontwaardiging. Gelukkig zie ik vaak ook juist een blik van herkenning. Die ander lijdt dan zelf ook aan “naamnesie” en stelt zich met vergoelijkende glimlach gewoon nog eens voor.
Onvervalste kunstliefhebber
Soms ben ik wel eens bang dat ik als een vervalsing over kom. Ik bevind me dan in een gesprek over bijvoorbeeld kunst. De anderen in het gesprek weten daar veel over, maar ik bar weinig. Ik hou ervan, maar weet nooit zeker of iets wel officieel kunst is. Af en toe bezoek ik wel eens een kunstmuseum of -expositie. Vaak in gezelschap van iemand die meer verstand heeft van kunst dan ik. Ik weet best wanneer ik een kunstwerk mooi vind of niet. Op mijn eigen manier kan ik ook prima uitleggen waarom, maar voor alle zekerheid zeg ik er dan vaak bij dat ik er natuurlijk geen verstand van heb. Ik verontschuldig me daarmee eigenlijk voor mijn ondeskundige mening, wat natuurlijk idioot is. Het staat me toch vrij om kunst te waarderen zoals ik dat kan? Misschien ben ik gewoon een onvervalste kunstliefhebber.
NZP
De zeespiegel gaat rijzen, dus gaat het gemiddelde niveau van de Noordzee omhoog. Het Normaal Amsterdams Peil is op dat gemiddelde geijkt, dus zou je denken dat het met de zeespiegel mee omhoog zou moeten rijzen. Het gevolg is dan natuurlijk wel dat de toch al zo lage landen nóg lager worden. Vandaag bezwoer iemand me dat een groot deel van Nederland in circa 2125 door de Noordzee zal zijn opgeslokt, wat me tot doemdenken stemde.
Pin me niet vast op details, maar het waddengebied raken we sowieso in zijn geheel kwijt. Onze hele westkust verschuift een grove 100 kilometer naar het Oosten, dus de hele Randstad ligt in de gevarenzone. Er volgt dan ook geheid een massale trek naar het Oosten. Investeer maar alvast in vastgoed op hoge grond (minstens 50 meter boven NAP), want het wordt goud waard. Van het NAP zal niemand meer spreken. Zwolle ligt als het meezit dan aan zee, dus…
Substantie
Hoe vast is mijn vorm eigenlijk? Hoe los of vast zou mijn vorm moeten zijn? Het zijn vragen die de laatste tijd vaak door mijn hoofd gaan. De achterliggende gedachte is dat ik graag trouw wil blijven aan mezelf, maar dat ik dit tegelijkertijd ook mijn geliefde toewens. We praten er ook vaak over met elkaar. We vinden allebei dat het belangrijk is om niet te vervormen voor de ander. We willen elkaar graag laten zoals we zijn, maar kan dat eigenlijk wel? Hoort een beetje van jezelf opofferen voor de ander ook niet gewoon bij een liefdesrelatie? Een beetje dus, niet alles. Het gaat toch om het vinden van een evenwicht en het respecteren van elkaars grenzen?
Ik denk dus dat je vorm wordt bepaald door je grenzen en de krachten die daarop worden uitgeoefend. En misschien is het woordje “vorm” ook wel teveel bepalend in de perceptie van de vastheid ervan. Bij “vorm” denk ik teveel aan een bepaalde mate van consistentie. Een vloeistof wordt flesvormig door de fles. Te vloeibaar zijn maakt dat je te snel de vorm aanneemt van datgene dat je inperkt. Terug naar de mate van consistentie van je “vorm”: die is niet homogeen. Ik ben gedeeltelijk als een vloeistof, en gedeeltelijk als de fles.
Liefde gaat dan eigenlijk over toelaten dat je in elkaar over gaat. Toelaten dat je een beetje vervormt. Je er bewust van zijn dat de ander ook een beetje jouw vorm zal gaan aannemen. En daartegen hoef je niet per se te verzetten. Dat is gewoon ook niet zwart-wit. Je biedt een bepaalde mate van weerstand tegen vervorming of je geeft een bepaalde mate van vertrouwen in de vorm van de ander zodat je je daaraan in een bepaalde mate kunt overgeven. Liefde gaat over balanceren tussen vorm geven en vorm aannemen. Tussen kracht en overgave. Tussen het zijn van de rots of het zijn van de branding. Je vorm is vast en los. Vorm deugt wat mij betreft dus niet als term. De vorm is ook niet de essentie. Er is een woord dat beter past: substantie.
Niet af, maar naakt
Een mens is gewoon nooit af. Je leven is nooit af. Je sterft zoals je dan bent. Zo zie ik dit althans. Een heel leven wijden aan vervolmaking van jezelf voelt voor mij dus als zinloos.
Ooit las ik ergens dat je als peuter al begint jezelf te plamuren met laagjes gedrag die afwijzing door anderen moeten voorkomen. Ergens halverwege mijn leven ben ik begonnen die lagen plamuur er weer af te beitelen. In een poging mijzelf weer te “normaliseren” tot mijn essentie. Een poging om mijn pure kern weer bloot te leggen.
Misschien is dat wel het doel van een mensenleven: de wederblootlegging van jezelf. Een mens komt naakt ter wereld en moet die ook weer naakt verlaten. Niet af, maar naakt.
Afgrond
De verwarring zit ‘m daarin dat ik niet meer weet waar ik precies eindig. En ook mijn begin is een waas. Begin en einde lijken wel in elkaar over te lopen. Ik lijk namelijk steeds maar weer terug bij af te moeten komen. Zo heb je een horizon met eindeloze nieuwe mogelijkheden, en zo sta je ineens bij de afgrond.
Zo treffend hoe dat woord past: “afgrond”. Er zit mooie speling in dit woord. Zie de ironie van de dubbele bodem ervan. Er klinkt in door dat er een gegronde reden is dat je weer bij af bent uitgekomen. Een reden die ik moet onderzoeken voor mezelf. Hoe komt het dat ik telkens afsteven op af? Is het gewoon een normale, gezonde cyclus? Ik ben daar eigenlijk wel van overtuigd. Iedereen draagt een afgrond in zich waar een zuigende werking vanuit gaat. Het is je duistere kern. Je afgrond is ook je ultieme toeverlaat.
Ik begin mijn afgrond steeds meer te zien als mijn basis. Het vormt het fundament van mijn wezen. Terug bij af moet je jezelf weer hergroeperen, je weer verenigen met jezelf. Uit je afgrond komen kernvragen. Waar sta ik? Waarom sta ik daar? Waar wil ik staan? Wat wil ík? Waarom wil ik dat? Vragen die eerst heel voorzichtig vanuit mijn onderbewuste omhoog drijven. En als ik besef dat ik er bewust over nadenk is mijn afgrond dus nabij. Eventjes bekruipt me een gevoel van paniek, maar het ebt snel weg als ik bedenk dat mijn afgrond niet het einde is, maar het begin.
Ruimdenker
In mijn hoofd draaien veel gedachten om elkaar heen. Dat is voor mij normaal. Ik denk heel veel en heel breed. En ik denk holistisch. Uiteindelijk komen gedachten die eerst heel ver uit elkaar leken te liggen, toch bij elkaar. Daar kunnen weken, maanden overheen gaan. Ik ben ruimdenker. Letterlijk. Dus ga ik veel naar buiten, de natuur in. De weidsheid van de weilanden geven mijn gedachten de volle ruimte die ze nodig hebben. Bomen lijken mijn gedachten haast wel te absorberen. Het is alsof ze meedenken. Nee, het is alsof ze mijn gedachten overeind helpen te houden. Ik gebruik hun takken om gedachten aan op te hangen.
De laatste tijd denk ik veel na over mijn vaderschap. Daar rijzen steeds die irrationele twijfels. Mijn jongste zoon (bijna 13) heeft een veel te hoog IQ. Scholen weten daarmee geen raad. Het ventje worstelt met zijn identiteit omdat hij klaarblijkelijk niet past in het model dat de school voorstaat. Een kind moet passen in het systeem in plaats van andersom. Passend onderwijs is een wassen neus, kan ik je zeggen. Mijn jongen kan zich niet aanpassen aan de schoolnorm. Hij kan daar niets aan doen. Het is echt geen dwarsheid, ook al lijkt dat wel zo. Zijn brein krijgt onvoldoende uitdaging en dat leidt tot frustratie. Een te hoog IQ gaat gepaard met een na ijlende emotionele intelligentie, dus die frustratie uit hij niet als een 13-jarige, maar als een veel jonger iemand. Dat zet hem dus nog verder apart. Het doet mij letterlijk pijn om mijn zoon te moeten zien worstelen met zijn identiteit. En ik voel me eigenlijk steeds machtelozer.
Over hoogbegaafdheid heb ik intussen veel gelezen. Ik snap de theorie, maar ik kan me niet verplaatsen in een hoogbegaafde. Ik kan me niet voorstellen hoe het is om een te hoog IQ te hebben. Die “te” is natuurlijk onzin. Die van mij schommelt trouwens tussen de 100 en de 120, wat af hangt van de hoeveelheid daglicht op een dag. Ik ben hooguit hoogbevaagd. Dus ik voel mij als vader van een hoogbegaafde best onzeker. Hij kan me ook af en toe ook best onnozel laten voelen met zijn niet persoonlijk bedoelde sarcastische, intelligente opmerkingen. In mijn hoofd heb ik maar een mantra aan staan: “Blijf zacht, blijf geduldig. Ben er maar gewoon voor hem, want hij heeft je echt nodig”. Niet altijd makkelijk. Hij kan mijn wervelgedachten als geen ander laten opvlammen tot een orkaan zodat ik zomaar van mijn stoel op spring en naar buiten vlieg. Hoge denknood.