OBA

Saamhorig nieuwjaar!

Er ligt weer een heel nieuw jaar voor ons. Laten we er maar het beste van maken met z’n allen. Ik wens iedereen het beste jaar toe dat mogelijk is. Ik wens iedereen alle mazzel en voorspoed die maar nodig is. Ik kan zelf wel wat voorspoed gebruiken. Mijn 2017 was rampzalig, maar mijn leven heeft intussen weer een opgaande lijn, dus ik heb goeie hoop voor 2018. Ik heb kunnen leunen op familie, vrienden en collega’s. Ze hebben me opgevangen, geknuffeld en aangemoedigd. Zonder hun steun was ik er niet bovenop gekomen. Koester die belangrijke mensen in je leven, en deel je vreugde én je verdriet met ze. Gedeelde smart is immers halve smart. Het is fijn om te weten dat je niet alleen bent. Het is fijn om te weten dat er mensen om je heen zijn die om je geven. Het is gewoon fijn om te weten dat je ertoe doet en erbij hoort. Het is van grote invloed op je persoonlijke geluk. Dat is dan ook mijn wens voor iedereen: een saamhorig nieuwjaar!loesje-samen

Uit fase

 

Iedereen heeft een eigen belevingswereld, een eigen werkelijkheid. Dat mag! Het is zelfs niet gezond als je niet je eigen wereld hebt. Je moet goed zorgen voor je wereld. Jouw perspectief. Want jouw wereld draait om jou. Jouw wereld maakt jou. Met jouw wereld geef je een stukje momentum aan de grote buitenwereld die je deelt met alle andere mensen. Soms moet je wel eens tegen de wereld in draaien om verandering teweeg te brengen.

Mijn wereld is laatst nogal abrupt tot stilstand gekomen. Maar de grote buitenwereld om me heen draait gewoon keihard door natuurlijk. Dat ik met alle macht aan de noodrem trok had daar geen waarneembaar effect op. Ook de wereldjes van de mensen die dichtbij me staan draaien gewoon door. Ze zien mij wel, maar in het voorbij gaan. Bewogen en onscherp.

Door te verstillen (letterlijk) en diep naar binnen te kijken zie ik mezelf scherper dan ooit. Pijnlijk scherp. Wat ik zie is de naakte waarheid over mezelf. Zonder te oordelen. Het is wat het is. Het mag ook zijn wat het is. Het is alsof ik nu eindelijk de juiste combinatie van sluitertijd en diafragma heb gevonden om mezelf met de juiste scherptediepte te fotograferen. Ik zie nu alle nerven, grilligheden, vlekken en beschadigingen. Ik. Een blad aan een boom. Nog lang niet tijd om los te laten.

20171127_220751.jpg

De mensen om me heen zien mij nog onscherp. Alsof ze me door en beslagen ruit zien. Stel je voor dat jou lukt om een foto van mij te schieten, terwijl jij draait in je eigen snelle wereld. Je ziet een blad. Eentje van vele bladeren aan de boom. Omdat ik een blad ben weet je dat ik nerven heb, en grilligheden, vlekken en vast ook wel onvolkomenheden (want wie is er perfect?). Maar zie je het ook echt? Toen ik zelf nog heel hard rond tolde in mijn wereld zag ík het ook niet.

20171127_220928.jpg

Ik kom weer in beweging, maar langzaam. Nog tijdelijk in de war… Ik loop nog uit de pas met de rest van de wereld. Uit fase met mensen die me lief zijn. En ik zet ook niet meteen alle registers weer open. Sommige registers wil ik helemaal niet meer gebruiken, of voorlopig niet, of gewoon minder. En steeds als ik heel voorzichtig zo’n register open schuif, zie jij mij een beetje scherper. Alsof ik strepen trek over jouw beslagen ruitje.

20171127_212143.jpg

Bodemloosheid

Dat de hele bodem onder je doos met boodschappen vandaan scheurt omdat je er teveel zware boodschappen in deed, waardoor midden op de parkeerplaats al je boodschappen op de grond vallen. Een pak melk lekt leeg op straat. Natuurlijk valt de doos met eieren precies zo dat alle eieren stuk zijn. Appels stuiteren overal heen. Maximaal effect. Uit gene probeer je snel zoveel mogelijk bijeen te rapen en springt vlug in de auto. Aangeboden hulp wijs je luchtig af met: “bedankt, maar het gaat wel hoor”. Herkenbaar?

Dat de hele bodem onder jezelf vandaan scheurt omdat je je hele leven teveel emoties had weggestopt, waardoor midden in je leven al je ellende eruit komt. Je zelfbeeld valt in duizenden stukjes die overal heen stuiteren. Maximaal effect. Uit gene probeer je jezelf bijeen te rapen zodat je weer snel normaal kunt verder leven. Kijk, dat je in de situatie van dat de bodem onder je doos met boodschappen vandaan valt niet om hulp vraagt is nog tot daar aan toe, maar als de bodem onder jezelf vandaan valt, slaak dan de luidste noodkreet die je kunt voortbrengen en ga niet lopen roepen in de woestijn. Beloofd?

 

Curling parent

In een een tijdschrift over hoogbegaafdheid kwam ik het tegen: curling parents. Toen ik het las, herkende ik mezelf er meteen in. Eigenlijk al voordat ik las wat de schrijver van het artikel er precies mee bedoelde. Ik wist meteen dat deze metafoor heel treffend de manier van opvoeden die ik mezelf heb aangemeten, verbeeldt. Nu verzamel ik natuurlijk metaforen, dus deze voeg ik toe aan mijn assortiment zodat ik hiermee later heel wijs uit de hoek kan komen.

Dus ik herken mezelf in de curling parent. Ik zag het ook meteen helder voor me. Je rent met je kind mee en laat het heel voorzichtig los zodat het kind met gepaste snelheid, voorzichtig beweegt in de richting die je voor het kind hebt bedacht. Een veilige richting. Daarna glij je voor je kind uit om met je bezempje alle hobbels en oneffenheden van de baan te poetsen. Het kind zelf hoeft alleen maar stil te zitten en te glijden. Aanvankelijk kraait het van plezier, maar al snel wil het dit allemaal zelf doen. In een richting die minder saai is, en natuurlijk veel harder. En weg met dat betuttelende bezempje!

Persoonlijk vind ik loslaten ontzettend moeilijk. Ik probeer te voorkomen dat ze fouten maken. Door ze steeds te vertellen hoe ze iets moeten doen. Zoals ik denk dat goed is. En ik kijk steeds met ze mee of ze wel precies doen wat ik ze heb geleerd. En bij de geringste afwijking (eigenwijsheid) kom ik meteen met het bezempje in actie. Het is een verstikkende manier van opvoeden. En het gaat uit van wantrouwen. Eigenlijk zeg ik met dit gedrag dat ik geen vertrouwen in het kind heb dat het kan leren door te kijken hoe anderen de dingen doen, dat het zelf verbeteringen en oplossingen kan bedenken, en dat het kan leren van fouten.

Mijn bezempje ligt al in de kliko. Momenteel heb ik bovendien ook even geen toegang meer tot de curling-baan. Vanaf een afstandje zie ik ze helemaal zelf glijden. Zorgeloos en onbesuisd. Zonder mij hebben ze duidelijk veel meer lol. En het gaat fantastisch. Ze halen de gekste grollen uit. En er gaat niets mis! Er gebeuren geen ongelukken. Allemaal zonder mijn bemoeienis. Ik kan zelfs een hoop van ze leren. Wat zijn ze vindingrijk, moedig, grappig en verstandig! En ik herken iemand in hun onbesuisdheid. Mezelf, toen ik 34 jaar jonger was. Vroeger deed ik veel gekker. Of nee, misschien moet ik dat “normaler” noemen.

Mijn zoon zei gisteren nog tegen me: soms moet je gewoon even gek doen, papa. Hij heeft gelijk. Gek doen is oergezond. Om te voelen dat je leeft, moet je regelmatig even gek doen. Gek doen is heel normaal. Mijn opvoedstijl, de curling-stijl, is daarentegen dus niet normaal, omdat het gezonde gekke gedrag van het kind er sterk door wordt geremd. Ik zou me door mijn kinderen overigens ook niet laten curlen als ik straks oud en seniel ben. Vlieg op met je bezempje! Mijn laatste levensjaren wil knotsgek rond kunnen huppelen zonder betutteling.

Geestelijke gezondheid

Als er iemand niest, dan roepen we allemaal snel: “gezondheid!” om een verdere verslechtering van de fysieke gezondheid van de niezende persoon af te wenden. Eigenlijk onder het motto: baat het niet dan schaadt het niet. Zij die niezen worden gewoon standaard beterschap gewenst. Een stukje morele steun voor hen die duidelijk tekenen van verminderde gezondheid tonen. Immers, een nies is een duidelijke boodschap van je immuunsysteem. Het protesteert luid en duidelijk dat je gezondheid op het spel staat.

Een nies is natuurlijk geen echte boodschap, maar dient er gewoon toe je luchtwegen te ontdoen van prikkelende stofjes. Het is één van de krachtigste reflexen van je lichaam. Een goeie nies lucht op. Een halfbakken nies, je weet wel, zo’n netnietnies, heb je natuurlijk niks aan. Als je niest, doe het dan goed.

Nu vraag ik me af: kun je ook geestelijk niezen? Hebben we een geestelijk immuunsysteem? Kan dat immuunsysteem luid en duidelijk kenbaar maken dat je geestelijke gezondheid op het spel staat. Hebben we ook een mentale reflex om onze denkwegen te ontdoen van prikkelende gedachten?  En als we zo’n mentale nies van een ander waarnemen, zouden we dan ook automatisch “geestelijke gezondheid!” roepen? Het schaadt vast niet als we dat zouden doen. De geestelijk niezende is gebaat bij onze morele steun.

Misschien is er ook een geestelijke variant van de netnietnies. Je voelt de kriebel ontstaan in je denkwegen. Een lekkere, krachtige mentale nies zou heerlijk zijn, maar het lukt niet. Een mentale netnietnies lucht ook net niet op. Of eigenlijk helemaal niet. De prikkelende gedachten blijven prikkelen. Je bent ze niet kwijt. En niemand wenst je geestelijk gezondheid toe. Je voelt je dus én slecht, én niet gesteund. Maar gelukkig is er  inderdaad een manier om mentaal te niezen: lachen! Gooi die slappe lach er maar uit, want het lucht op! Hoe harder je schatert, hoe beter. Daarom deze oproep: Steun je schaterende medemens, en roep “geestelijke gezondheid!”.

Er is natuurlijk nog een tweede manier van mentaal niezen: huilen. Ook wel bekend onder de synoniemen grienen en janken. Ik denk dat huilen nóg effectiever is dan lachen. Lachen en huilen gaan soms naadloos in elkaar over, omdat de grens tussen beide maar heel dun is. Lachen is gezond, maar huilen ook. Ik vind lachen wel veel makkelijker dan huilen. Een lachbui ontstaat veel makkelijker dan een huilbui. De lachreflex is sterker dan de huilreflex. Steun je grienende medemens maar zachtjes, met een aai of een knuffel. Laat iemand die huilt maar even goed uithuilen, want een halfbakken huil helpt niet. Moedig huilen maar zachtjes aan. Niets is namelijk zo schadelijk als iemand die zegt dat je niet mag huilen. Ingehouden huilbuien zijn slecht voor je geestelijke gezondheid.

Muggen uit de porseleinkast

Bloeddorstig zoemend zweeft zij
Aan kop en schoteltjes voorbij
Vederlicht, zes pootjes ragfijn
Onschadelijk voor ’t porselein
Geen probleem, hooguit irritant
Tot ze plots verandert in een olifant
Alweer ligt in luttele momenten
Het hele servies in gruzelementen
Maar vanaf nu ben je op je hoede
Bij de eerste tekenen van woede
Jaag jij voortaan alvast
Alle muggen uit de porseleinkast

Mijtijd

In de drukke hectiek van het gezinsleven groeit mijn behoefte aan tijd voor mezelf: mijtijd. Als ik weer eens gek dreig te worden van alle drukte om me heen, krijg ik last van uitvalgedrag. Ik val dan zomaar ineens uit. Naar mijn kinderen bijvoorbeeld. Ik kan sowieso slecht tegen druk gekrakeel om me heen. Ik word er ontzettend kriegel van. Als ik aan mijn tax zit van wat ik kan hebben (en dat is niet bijster veel), dan dreigt er bij mij ontploffingsgevaar. Ik weet het van mezelf. Er helpt dan maar één ding: rust aan mijn kop. Mijn mijtijd heb ik nodig om weer op te laden. Mijtijd is een momentje die van mij is. Vaak is dat een stevige wandeling, maar een bankje in het zonnetje met een boek is ook heel fijn.

Ik probeer ook dagelijks meerdere keren te mediteren, want dat helpt verbazend goed. Deze vind ik zelf nog heel onwennig. Ik vind het heel gek om te zeggen dat ik even ga mediteren met de vraag erbij of ze me even een kwartiertje niet willen storen. Tot nog toe mediteer ik heimelijk. Bijvoorbeeld als iedereen op de bank voor de buis hangt. Dan lig ik in de slaapkamer op de grond met mijn oordopjes in, luisterend naar kalmerende klanken van klankschaaltjes, rustig kabbelende beekjes en dolfijnen. Ik gebruik daarvoor de app “Insight Timer“, wat mij betreft een aanrader.

En omdat ik ook behoefte had aan een vaste avond voor mezelf, heb ik vorige week een eerste proefles boogschieten gehad. Het was buiten, op een klein veldje vlak langs de spoorlijn. Een klein groepje boogschutters komt daar wekelijks trainen. Fantastisch om naar te kijken. Vooral dat moment van kalmte en concentratie – heel zen – voordat ze de pijl laten vliegen vond ik prachtig. Nooit misten ze hun doel. Zelfs als die 45 meter van hen af stond. Zelf mocht ik eerst maar eens mikken op een blazoen op 10 meter afstand. En dat ging best goed. De trainer vond mijn houding al vrij goed. Na een paar keer kreeg ik de slag al aardig te pakken. Ik ben dan ook een geboren boogschieter. Blijkbaar stonden de sterren op de dag van mijn geboorte gunstig. Dus dat boogschieten is wel wat voor me. Een prima besteding van mijtijd.

Levenslach

Natuurlijk zit een mensenleven vol bergen en dalen. Soms sta je bovenop de wereld. Waar de zon jou het eerst raakt met haar stralen, dan pas alle andere mensen. Op zo’n moment spat het geluk van je af. Je bruist van energie. Zoveel energie dat je praktisch licht geeft. Licht voor iedereen. Het leven lacht je dan toe, zoals dat heet. Jouw gezicht weerspiegelt dat met een gelukszalige grijns die loopt van oor tot oor.

In een dal is het precies andersom. Hoe dieper het dal, hoe duisterder je stemming. Je verwordt tot een soort zwart gat waarin de energie uit je omgeving schijnbaar zinloos verdwijnt. Het enige zonlicht dat op jouw gezicht valt, komt indirect, via de langst mogelijke route, vanaf het kille oppervlak van de maan, als het meezit. In zo’n diep gat wil je dan alleen nog maar dieper wegzakken. Dieper en dieper. Wegkwijnen. Iedereen buiten sluitend.

Waar je dan toch nog de energie vandaan haalt om weer op te veren en toch weer, als een hardnekkig woekerend onkruid, naar de zon te reiken, gaat je verstand te boven. Het is bijna bovenmenselijk. Maar dat is het niet. Het is juist oermenselijk. Je oerinstinct nam het over. Je oerinstinct wist dat de muren van je vesting stuk moesten. Dat je ook kwetsbaar mag zijn. Dat je ook je verdriet moet delen. Dat je klein mag zijn in de aanwezigheid van de mensen die dichtbij je staan. Dat ze je zullen steunen en aanmoedigen. Dat je dan weer bovenop de wereld kunt komen. Samen met hen. Niet alleen, maar samen.

Badend in warm zonlicht bloei je weer langzaam op. Het leven glimlacht je bemoedigend toe. Toe maar, leef maar. Bloei maar en groei maar. Het zonlicht is daadwerkelijk honing, en je doet je er weer gretig aan tegoed. Je bent terug. Sterker dan ooit. Het dal waarin je je nog bevindt is licht en groen. Voor je uit slingert zich een pad naar boven. Je weet dat het vol bekende valkuilen zal zitten, maar het weerhoudt je er niet van om de eerste stap te zetten, want ook jij mag fouten maken.

Huisgemaakt

Op de menukaarten van restaurants lees ik het vaak. Huisgemaakte mayonaise, huisgemaakte tiramisu, huisgemaakte pasta en nog veel meer. Allemaal huisgemaakt, vaak ook op ambachtelijke wijze. Een gekke taalconstructie, dat huisgemaakt. Z’n broertje zie je ook vaak: van ’t huis. Pasta van ’t huis is nóg ambachtelijker.

Er zijn meer woorden die eindigen op gemaakt. Zoals op, mee of over. Opgemaakt: het onderwerp is hierna  of geheel verdwenen of minder lelijk. Een meemaking is een beleving. Meegemaakt betekent dus hetzelfde als beleefd. Uit meegemaaktheid schenk ik altijd eerst mijn gasten een kopje koffie in, dan pas mezelf. Overgemaakt kan van toepassing zijn op geld of huiswerk. Als je aan de ontvangende kant zit, zit je goed.

Huisgemaakt is toch een rare hoor in dat rijtje. Het wekt de suggestie dat het onderwerp er na afloop als een huis uit zou moeten zien. Het synoniem “van ’t huis” suggereert echter dat het onderwerp ooit een stukje huis was. Ik moet ineens denken aan Hans en Grietje. Heerlijke peperkoek van ’t huis. Ik zie nu ook huizen voor me die zijn gemaakt van pasta, tiramisu en mayonaise.

Het is een gekmakend woord, dat huisgemaakt. In het restaurant vraag ik de ober waarom mijn huisgemaakte bonbons – die overigens bij de huisgebrouwen koffie van huisgegroeide koffiebonen werden geserveerd – er niet eens uitzien als huisjes. Ik stuit dan altijd op onbegrip. Af en toe is een ober nog wel eens zo lollig dat ‘ie zegt dat de maker in een iglo woont.

Huisgemaakt is gewoon een draak. Huisgemaakte pasta, tiramisu, mayonaise, bonbons en Joost mag weten wat nog meer, werden gewoon in eigen keuken gemaakt. In de keuken van ’t huis dus. Huis is hier dan weer synoniem aan restaurant. Gek genoeg hoor je nooit iemand zeggen dat ze laatst in een heel goed huis hebben gegeten. Wél in een hele goeie tent. Je zou daarom eigenlijk verwachten dat er tiramisu van de tent en tentgemaakte pasta op de menukaart van een eettent staat.

Huisgemaakt is natuurlijk een vernederlandsing van home made. Het is een anglicisme die de verwachting van hoe iets smaakt moet voorprogrammeren. Het wordt gebruikt als een soort keurmerk. Huisgemaakte producten zijn automatisch verser, eerlijker en lekkerder. De ziel van de kok zit er immers in. Dat is de gewenste beleving. Maar ik zie het zo vaak op menukaarten staan dat ik er een beetje sceptisch van word. Waarom moet het er expliciet bij staan dat iets huisgemaakt is? Bij tenten met 1 of meer Michelin-sterren verwacht ik dat alles op de menukaart huisgemaakt is. Mijn wijnglas is bovendien natuurlijk huisgeblazen, het bestek huisgesmeden en de kaasplank huisgezaagd.

Dit verhaal is natuurlijk weer volledig huisgemaakt. Er zitten zelfs diverse huisgemaakte taalconstructies in. Eerlijk en vers. Heeft het gesmaakt?