Ergens midden in de pandemie startte ik met een online cursusje die mij beloofde te leren te doen waar ik blij van word. Ik had die opleiding in een opwelling aan mijn ontwikkelplan toegevoegd. Ik voelde me toen al meteen blijer dus heb ik misschien gedacht dat ik de opleiding dus niet meer nodig had. Toen ik vandaag weer eens zat te snuffelen op ons “digitale leerplein”, werd ik eraan herinnerd dat ik deze cursus nog niet had afgerond. O jee. Ik vroeg me maar eens eerlijk af of ik wel voldoende doende ben om mezelf blij te maken. En hoe is het überhaupt met mijn blijdschap gesteld? Hoe blij ben ik op een schaal van 1 tot 10? Diep in mijn bloedend hart schort het momenteel wel behoorlijk aan blijdschap, dus de score is mager. Vooruit, een zes min, maar ik mats mezelf dan behoorlijk. Hoe dan ook, het kan een heel stuk blijer. Dus ik begon maar weer eens met frisse moed aan de opleiding.
De opleiding veronderstelt dat blijdschap en geluk hand in hand gaan. Een blijer mens voelt zich gelukkiger. Geluk zit ‘m veelal niet in het grote maar in het kleine. Wist ik natuurlijk al. Niet iedereen wordt blij van dezelfde dingen. Het komt er dus op neer dat ik moet mezelf gaan bevragen waar ik nou blij van word. Waar kijk ik dagelijks/wekelijks naar uit? Waar krijg ik energie van? Wat vond ik vroeger leuk, maar doe ik nooit meer? Wat zou je elke dag kunnen doen zonder dat het je verveelt? Er komen wel antwoorden, maar niet van harte.
Gelukkig kan de opleiding me daar ook handvatten bieden. Ik moet eerst wat obstakels nemen om mijn weg naar geluk terug te vinden. Negatieve ballast belet me blijkbaar de weg naar mijn gedroomde blijdschap. De opleiding stelt me gerust dat iedereen te maken krijgt met tegenslagen. Ik weet al dat een afgrond niet het einde is, maar juist het begin, dus hier begint de cursus iets meer bij me te resoneren. En hier krijg ik de handvatten waar ik wat mee kan: verlicht verplichtingen, jaag beren van de weg, doe minder maar geniet meer. Eigenlijk dus vooral minder moeten, en meer mogen. En beren jaag je weg door er iets positiefs tegenover te zetten.
Op mijn weg staat alleen een beer van een beer. Hij werpt een lange schaduw over de weg. Maar dat komt niet door de beer, maar door de lage stand van de zon. Ik ga lekker in de berm liggen in zijn schaduw. Niet omdat dat moet, maar omdat dat mag. Met een lange grasspriet in mijn mond en mijn handen onder mijn hoofd kijk ik naar de wolken die voorbij drijven. Die ene lijkt warempel wel een beer. En hij drijft gewoon voorbij. Ik kijk even om naar mijn grote wegbeer. Hij staat er nog maar oogt nu al kleiner. Ik leer het al.