Leven

Op blauwe maandagen je best doen

Als kind heb ik op een blauwe maandag ooit eens op voetbal gezeten. Maar als ik vroeger aan mijn ouders vroeg of ik op een sport mocht, dan kreeg ik altijd te horen dat we niet aan blauwe maandagen deden. Ik moest mijn best doen om het minstens een paar maanden vol te houden. Blauwe maandagen duurden daarom dus minstens twee maanden, was mijn interpretatie.

Zo heb ik een blauwe maandag gewaterpolood, gebadmintond, gejudood en dus ook gevoetbald.  Ook heb ik blauwe maandagen besteed aan postzegels verzamelen, ornithologie, schaken en gitaarles. Ik geloof dat mijn langste blauwe maandag vroeger zelfs wel een jaar geduurd heeft.  Kortom: ik deed heel erg mijn best als het ging om blauwe maandagen.

Vandaag was het blijkbaar blauwe maandag. De dag waarop je je blijkbaar depressief moet voelen omdat je nog een halve januari voor de boeg hebt. Omdat je je blijkbaar moet realiseren dat de blauwe maandag waarin je probeerde te stoppen met slechte gewoontes, niet langer duurde dan twee weken. Omdat één van die slechte gewoontes blijkbaar geld over de balk smijten was.

Niks van gemerkt, die blauwe maandag. Ik doe niet aan blauwe maandagen, zeker niet voor maar één dag. Dat heb ik van mijn ouders geleerd, en ik leer het nu ook aan mijn kinderen. Het leven zit natuurlijk vol blauwe maandagen. Het zijn periodes waarin je op ontdekking bent naar je identiteit. Het zijn periodes waarin je leert te vallen en weer op te staan. Het zijn periodes waarin je vriendschap en liefde vindt. In die periodes verleg je je grenzen en maak je je horizon breder.

Voor mij staat die blauwe maandag symbool voor proberen en leren.  Eigenlijk was ik een beetje vergeten dat je je hele leven lang aan blauwe maandagen kan doen, en dat ik die in soms eindeloos uit rek. Zo zit ik momenteel nog midden in een blauwe maandag waarin ik verwoede pogingen doe te bloggen. Die duurt intussen al een jaartje of 8. En een nog langere blauwe maandag duurt precies even lang als de leeftijd van mijn oudste kind. En onlangs ben ik begonnen aan een blauwe maandag wereld redden. Ik doe mijn best.

Lachgasneutraal

Dat onze aarde opwarmt komt maar ten dele door de CO2-uitstoot van onze vervoermiddelen, heb ik onlangs geleerd. De grootste boosdoener is blijkbaar helemaal niet het verbranden van fossiele brandstoffen. Het verminderen van de CO2-uitstoot gaat de opwarming van onze aarde nauwelijks tegen, in ieder geval niet meer snel genoeg. Er is namelijk een andere boosdoener die veel schadelijker is voor ons klimaat: veeteelt.

De wereldbevolking groeit ieder jaar met 80 miljoen mensen. Dus de wereldwijde behoefte aan vlees en zuivelproducten stijgt ieder jaar. Daardoor neemt de schaalgrootte waarmee veeteelt wordt gedaan alsmaar toe. Al die steeds groter wordende hoeveelheid runderen (maar ook varkens en kippen) hebben een alsmaar groeiende hoeveelheid water en voer nodig. Er worden jaarlijkse vele hectares oerwoud gekapt om te voorzien in de behoefte aan veevoer. En al die koeien laten ongelooflijk veel scheten die  methaan en lachgas (296 keer schadelijker voor ons klimaat dan CO2) bevatten.  Het schijnt dat een kilo rundvlees, qua uitgestoten broeikasgassen, even schadelijk voor het milieu is als een autorit van 45 kilometer.

Misschien had ik beter niet naar de Cowspiracy-Infographic-Metric
Cowspiracy-documentaire
kunnen kijken. Het heeft me nogal aan het denken gezet. Het heeft me nogal serieus laten overwegen om mijn consumptie van vlees en zuivel drastisch te gaan verminderen. Misschien moet ik wel vegetariër worden, of nog drastischer: veganist. Daar loop ik nu dus over na te denken. De feiten liegen er echt niet om. Kijk maar in (klik maar op) de infographic hiernaast. 2500 koeien produceren jaarlijks evenveel organisch afval als een stad met 411000 inwoners. De hoeveelheid water die nodig is om 1 hamburger te produceren is 3000 liter, evenveel als 2 maanden lang onafgebroken douchen.

Bij iedere hap vlees, en bij iedere slok melk draag ik bij aan onze klimaatverandering. Iedere hap en slok is een hap uit een stuk oerbos. Iedere hap kost honderden liters water. Een vergelijkbaar sommetje kun je ook maken voor kippenvlees en eieren.  Veganisme schijnt wel hartstikke  gezond te zijn, maar o wat zou ik die boterham met kaas missen. Of een gebakken eitje.

Oud en nieuw komt er straks al weer aan. Ik geloof dat ik mijn goeie voornemens al weet. Ik wil , nee moet, “lachgasneutraal” (natuurlijk is het breder dan dat, maar het klinkt wel goed)  gaan leven. Maar ik weet ook dat ik het nemen van het besluit om veganist te worden heel moeilijk ga vinden. Parttime veganisme lijkt me niet genoeg, maar misschien moet ik het wel langzaam opbouwen. Tips en aanmoediging zijn welkom!

 

Zwarte Zwanen

zwarte zwaan

De Nederlandse ontdekkingsreiziger Willem de Vlamingh zag in de 17e eeuw, in zijn ontdekkingsreis door West-Australië, als eerste Europeaan een zwarte zwaan. Voor die ontdekking waren we ons in Europa niet bewust van zwarte zwanen. De zwarte zwaan is een symbool voor onbekende kennis en onvoorspelbare gebeurtenissen.

Dit gegeven vormde op zichzelf voor mij ook een zwarte zwaan. En als ik erover nadenk, kom ik regelmatig zwarte zwanen tegen. Het zijn altijd verrassingen, want dat is inherent aan de betekenis. Die verrassingen kunnen positief en negatief zijn. Ik werd me bewust van het bestaan van deze metafoor door het lezen van het boek “Risk Intelligence” door Dylan Evans. Kort gezegd gaat dat boek over de intelligentie die je gebruikt bij het wagen van een gok waaraan risico’s kleven.

Evans ziet het maken van keuzes als het maken van een afgewogen gok. Gokken kun je doen op allerlei niveau’s. Variërend van het mee uit vragen van iemand op wie je een oogje hebt met het risico op een blauwtje, tot het binnenvallen van een land vanwege vermeend bezit van massavernietigingswapens met het risico op vergrootte destabilisatie in die regio. Bij het wagen van een gok zou je volgens Evans de plussen en minnen van de gok zo goed mogelijk moeten uitdrukken in percentages. Hoe waardeer je de uitkomsten en de kosten van je gok? Hoe schat je de kansen van slagen en falen in?

In zijn boek gebruikt Evans trouwens het binnenvallen van Irak door de Amerikanen over de het vermeende bezit van WMD’s (Weapons of Mass Destruction) door Sadam Hoessein, als voorbeeld van een slecht afgewogen gok. De uiteindelijke kosten wogen niet op tegen de uiteindelijke uitkomsten. Amerika heeft de situatie in het Midden-Oosten, in tegenstelling tot de verwachting van de Amerikaanse regering destijds, gedestabiliseerd. Althans, volgens Evans. En dat is ook een belangrijk punt: verschillende mensen schatten kansen verschillend in. Mensen hebben verschillende achtergronden, kennisniveaus en risico-intelligentie-niveaus.

Bij het wagen van een gok moet je je kennis over de zaken die van invloed zijn op de uitkomst van de gok, zo goed mogelijk gebruiken. Hoe meer je weet, des te beter je de gok afweegt, en des te zelfverzekerder je de gok durft te wagen. Het is belangrijk hoe goed je weet wat je weet en hoe goed je weet wat je nog niet weet.

En hoe zeer ben je je bewust van vragen die je nog niet hebt gesteld? Dit zijn de zwarte zwanen van je gok. De zwarte zwaan is symbool voor de kennis over de zaken waarvan je nog niet weet dat ze invloed hebben op de uitkomst van de gok. De zwarte zwaan helpt voorkomen dat je te overmoedig en zelfs roekeloos wordt. Zwarte zwanen zijn vrijwel altijd dingen die je later, na de gok gewaagd te hebben (of juist niet!), doen zeggen: “als ik dat had geweten, dan…”.

Leven 2.0 (of 3.0?)

We hebben het nu al een jaartje of 8 over “Het Nieuwe Werken“. Het nieuwe is er intussen al wel zo’n beetje af. Voor mij wel tenminste. En eigenlijk ben ik het ook niet zo eens met dat Werken. Niet dat ik iets tegen heb op werken hoor, in tegendeel. Ik ben dol op werken. Zo hou ik bijvoorbeeld van alle werken van Kandinsky. Ik kan daar echt uren naar kijken…

Maar even alle gekheid op een stokje, ik hou natuurlijk ook van werken. Ik verkeer in de gelukkige omstandigheid een erg leuke baan te hebben. Een baan waar ik veel energie aan kwijt ben, maar ook veel energie uit haal. Maar ik heb ook een erg leuk en druk gezin. Een gezin waar ik veel energie aan kwijt ben, maar ook veel energie uit haal. Eigenlijk ben ik steeds bezig om die energie te balanceren.

Voor mijn werk moet ik voor en met verschillende personen diverse dingen bespreken, regelen en doen. Ik ben een spin in het web, en ik heb het er heerlijk druk mee. Die personen hebben net als ik ook een privé-leven, met of (nog) zonder gezin. We doen vaak een beroep op elkaars flexibiliteit en hebben ook vaak buiten kantooruren contact via e-mail en sociale media om belangrijke werkzaken, tussen de privé-zaken door, gedaan te krijgen. Die werkzaken worden immers vaak gedaan met collega’s die heel flexibele werktijden hebben.

Voor mijn gezin moet ik voor en met verschillende personen diverse dingen bespreken, regelen en doen. Mijn vrouw en ik runnen eigenlijk een soort servicebedrijf voor kinderen. Daar hebben we het heerlijk druk mee. De taken en verantwoordelijkheden zijn gelijk verdeeld, want we werken allebei. Zo ben ik bijvoorbeeld de CLO en mijn vrouw de CFO.   We doen vaak een beroep op elkaars flexibiliteit en hebben ook vaak tijdens kantooruren contact via e-mail en sociale media om belangrijke privézaken, tussen de werkzaken door, gedaan te krijgen. Die privézaken hebben immers vaak te maken met inflexibele instanties die alleen tijdens kantooruren, of nóg lastiger, tijdens schooltijden open zijn.

Werk en privé zijn noodzakelijkerwijs met elkaar verstrengeld geraakt. Die flexibiliteit en vrijheid in je eigen dagindeling en manier van werken en samenwerken met anderen, noemen we Het Nieuwe Werken. Ik vind alleen de nadruk op werken niet terecht. De werkzaken vormen namelijk maar één kant van de medaille. De andere kant wordt gevormd door privézaken. Samen vormen ze ons drukke leven. Het Nieuwe Leven. Leven 2.0.

Zonder het nieuwe leven zouden mijn vrouw en ik ons gezin niet kunnen runnen. Wij leven al jaren nieuw. Ja, het nieuwe is er al af. Wij zijn Leven 2.0 guru’s. Eigenlijk zitten we al in een stadium na het nieuwe leven. We maken steeds intelligenter gebruik van digitale technologie om ons drukke leven te verduurzamen en te vergemakkelijken. Slimme telefoons, slimme horloges, slimme meters, slimme thermostaten, slimme brandmelders, en jawel, slimme bikini’s houden onze sociale contacten, onze tijd, onze leefomgeving, onze portemonnee en onze veiligheid automatisch voor ons in de gaten zodat we meer tijd hebben om te genieten van het leven. Eigenlijk zijn we al stilaan begonnen aan Leven 3.0, het slimme leven.

Eeuwige bouwputten

Lawaaiig werk op Utrecht CS

Lawaaiig werk op Utrecht CS

De afgelopen jaren reis ik regelmatig met de trein langs grote stations zoals Zwolle, Arnhem, Amersfoort, Utrecht en Den Bosch. Het valt me op dat er altijd wel ergens op een van deze stations een groot bouwproject gaande is. In mijn beleving is er dus een eeuwig durende bouwbedrijvigheid op mijn reisroutes. Het is nooit af. Arnhem heeft jaren in de stijgers gestaan voor de nieuwe, ruime, ondergrondse voetgangerstunnel, evenals Zwolle. Het uiteindelijke resultaat is prachtig en een verrijking van de reizigersbeleving, maar er gingen jaren van ongemak aan vooraf.

Omdat dit soort project vele jaren duren, worden de tijdelijke, ongemakkelijke hoge trappen over het spoor (zoals bij Zwolle) geleidelijk aan gewoon. Gisterochtend zag ik dat ze in Zwolle waren weggehaald. Ze waren al ruim een maand daarvoor afgebroken, maar ik was even een maandje op vakantie. Dus voor mij was de voetgangersbrug over de perrons ineens verdwenen. Een rare gewaarwording van gemis kwam over me heen. Ik was zo vertrouwd geraakt met de tijdelijke trappen, dat ik ze miste toen ze er ineens niet meer waren.

Later die ochtend moest ik overstappen op Utrecht CS. Overal om me heen liepen vele mannetjes met werkhelmen op. Er werd getimmerd, gezaagd en geboord. Grommende graaf- en schuifmachines met een behelmd mannetje erin deden hun grimmige werk. De foto hier boven nam ik vanaf perron 15. Het bijkomende lawaai van de door metaal snijdende cirkelzaag was dusdanig luid dat de stationsomroepen onverstaanbaar waren. Telefoneren kon je ook vergeten. Luisteren naar muziek bood ook geen soelaas. De herrie sneed door alles heen. Ongemak. Maar een ongemak waar ik vertrouwd mee begin te raken. Het vormt een (klein) deel van mijn leven. Ik reis voor eeuwig door bouwputten. Daar leg ik me maar gewoon bij neer.

Duiken in ’t diepe

Behoedzaam bestijg ik de steile, ijzeren trap. De verf op de treden bladdert af. De wind is kil en bezorgt me kippevel over mijn hele lijf. Maar mijn besluit staat vast. Resoluut klim ik verder.

Als ik boven ben kijk ik voor strak me uit en loop met kalme stappen naar voren. De duikplank kraakt en buigt een beetje mee. Ik loop helemaal tot het uiterste randje en laat mijn tenen erover heen grijpen.

Onder mij bevindt zich een zwarte, onmetelijke diepte. Het is onvermijdelijk dat ik erin duik, dus ik breng mijn armen naar voren en zak door mijn knieën. Lenig veer ik op en spring één keer omhoog en veer dan nog eens….en nog eens…en zet af.

Even zweef ik vrij als een vogel. Ik maak een prachtige curve tot ik verticaal ben. Dan strek ik me helemaal en breek loodrecht, zonder plons door het rimpelloze wateroppervlak. Ik schiet de diepte in.

Langzaam breekt het ijskoude water mijn vaart. Totdat ik tot stilstand kom. Om me heen is het gitzwart, maar ik zie nog wel mijn eigen spierwitte handen. Het voelt alsof de tijd hier stil staat, maar dat is niet waar. De tijd staat niet helemaal stil, maar is zo sterk vertraagd dat seconden wel minuten voelen.

Nee, uren. Ik raak gedesoriënteerd. Wat is boven en wat is onder? Alles lijkt zo onwerkelijk. Instinctief zoek ik naar licht. Heel ver weg ontwaar ik het en zwem er langzaam naar toe. Ik heb immers alle tijd.

Plotseling krijgt de tijd en de werkelijkheid weer vat op me. Met een ruk word ik uit mijn droomtoestand getrokken. Al mijn zintuigen gaan op scherp. Ik zie dat ik nog heel ver omhoog moet zwemmen, terwijl mijn zuurstof al bijna op is.

Met alle wilskracht die ik kan opbrengen dwing ik mezelf tot kalmte en onderdruk alle gevoel van angst, zo goed en kwaad als dat gaat. En ik ontstijg ook deze diepte. De laatste meters drijf ik als volleerd zwemmer naar boven.

Als mijn hoofd weer boven water komt haal ik diep adem en zwem naar de kant. Ik klim eruit en loop weer naar de duikplank. Hij lijkt wel hoger dan voorheen.

Pfrommer, Westerdoksdijk, 1990

Flink had ik mij opgegeven voor een stage in Amsterdam. Het was in het 3e jaar van mijn opleiding tot beroeps-nerd. Ik woonde toen nog bij mijn ouders, in Hoogezand. De stage-opdracht sprak me aan en het betaalde ook best goed. Dus ik moest op zoek naar een kamertje in Mokum.

Gek genoeg kan ik me niet meer precies herinneren hoe ik dat deed. Ik had geloof ik wat advertenties uit de krant en die ging ik op een dag, samen met mijn moeder, eens bekijken. Er staan me nog vaag wat hokkige ruimten bij waar asociaal veel huur voor werd gevraagd. De allerlaatste kamer die we bekeken was bij een hospes aan de Westerdoksdijk, prachtig centraal.

Het was een oude baas die nu beslist niet meer leeft. Hij stelde zich voor als Meneer Pfrommer, volgens hem zelf was hij een verre oom van Leen, de schaatscoach. Hij zelf was gepensioneerd, en had jaren bij de rederijen gewerkt. Mijn moeder zag hij aan voor mijn vriendin, wat ik hem nu inmiddels wel vergeven kan.

Meneer Pfrommer had een piepklein kamertje voor me (als ik me niet vergis, in het gebouw op de foto hierboven, het lijkt er in ieder geval veel op). Er paste precies een bed in en een kast. En ik had uitzicht over de Wester-dok. Hij vroeg nog geen 200 gulden per maand, inclusief ontbijt en avond-eten. De keuze was snel gemaakt. En zo kwam het dat ik een half jaar lang, iedere zondagavond met een tas vol schone, en iedere vrijdagavond, met een tas vol vuile kleren per trein tussen Hoogezand en Mokum reisde.

Meneer Pfrommer was een spichtig, oud en eenzaam mannetje. Daar kwam ik al vrij snel achter. Hij woonde alleen, met een stokoude, dikke kat die net zo chagrijnig was als zijn baas. Mijn gezelschap werd dan vervloekt, dan bejubeld, afhankelijk van zijn stemming. Als ik op zondag-avond weer aankwam uit Hoogezand, zat hij al licht beschonken voor zijn oude TV. “O, ben je daar toch weer”, was meestal zijn reactie. En op vrijdag-ochtend was hij altijd heel vrolijk, want dan wist hij dat hij 3 dagen van me af was. Ik nam op vrijdag altijd mijn vuile klere-tas mee naar mijn stageplaats en ging van daar direct naar de trein.

Het was eigenlijk maar een korte periode uit mijn leven. Een klein half jaar. Een handje vol maanden eigenlijk maar. Toch voelde het als een enorm lange periode. Ik herinner me een eindeloze tijd van reizen tussen Amsterdam en het hoge Noorden. Alsof ik alleen maar in de trein leefde. Ik leefde uit mijn weekend-tas.

Heel sterk herinner ik me nog hoe ik me voelde toen ik voor het eerst, alleen, naar Amsterdam trok, met mijn tas en mijn fiets. En dat het huilen me nader stond dan het lachen toen ik de tas op het bed zette, en naar buiten staarde door mijn kleine raampje, over de Westerdok. Wat was ik ontzettend ver van mijn veilige nest, en waar was ik nu toch naartoe gefladderd. Een duik in een onmetelijke, zwarte diepte.

Natuurlijk kwam ik die heimwee snel te boven en fietste ik binnen een week als volleerd Amsterdammer over de bruggen en straten van het prachtige Amsterdam van 1990. Elke werkdag fietste ik van de Westerdoksdijk naar een prachtig pand aan de Keizersgracht, niet ver van de Westerkerk. En ’s avonds stond er een pan eten op tafel bij Meneer Pfrommer. Meestal niet erg lekker, behalve zijn vissoep. Hij maakte zelfs een keer kalfshersenen klaar. Vast om me weg te krijgen.

Het afscheid van meneer Pfrommer na mijn allerlaatste weekje in Mokum is me nog het meest bijgebleven. Hij heeft me dansend met de fles in de hand, jubelend uitgezwaaid: “Tot nooit weer ziens!”, riep hij. Ik moest er hartelijk om lachen, want ik was ontzettend blij dat ik voor de aller-allerlaatste keer in mijn leven de trein terug nam naar mijn fijne hoge Noorden. Ach, en 8 jaar later trouwde ik met een astronome die ik volgde naar München, Baltimore en weer terug naar Nederland. Dat had ik natuurlijk nooit kunnen opbrengen zonder mijn eerste grote duik in het diepe.

Jouw post mortem play list

Het is misschien een tikje macaber, en je zou me zelfs een control freak kunnen noemen, maar ik ben soort van begonnen met het samenstellen van een lijst met muziek waar ik me zo sterk mee verbonden voel, dat ik vind dat ze op mijn eigen crematie gedraaid moeten worden. Als een echo van mijn bestaan. En ik ben nog maar net midlife. Dus ik heb nog een heel half leven voor me. In die tijd verbind ik me misschien wel aan nog meer muziek, maar dan voeg ik die gewoon toe aan mijn lijst.

Het was helemaal niet zo dat ik dacht van: goh, laat ik eens een lijstje samenstellen met muziek die ik op mijn crematie gedraaid wil hebben. Nee, het ging andersom. Steeds als ik zo’n lied hoor waar ik me tot in mijn ziel door geraakt voel denk ik: die blijft voor altijd bij me. Zo mooi vind ik het. Het is van die muziek waar ik me in herken. Alsof het bij mij hoort. Soms zit het letterlijk in de tekst, maar soms ook gewoon in de melodie. En soms ook gewoon omdat het een anker is naar prettige tijden uit mijn jeugd. Mijn lijstje begint zich gestaag te vormen. Tegen de tijd dat mijn tijd is gekomen, heb ik vast wel een top-10. En dat is ook genoeg.

Ik bewijs er mijn nabestaanden beslist een dienst mee, want ze hoeven dan niet zelf al snotterend van verdriet (de stakkers) door mijn CD-verzameling en MP3-collectie te gaan. Maar misschien is het ook wel omgekeerd. Misschien willen ze mijn muzieksmaak wel helemaal niet meer verteren na mijn dood. Nou, dan hebben ze lekker pech! Post mortem steek ik dan mijn tong nog even uit. Desnoods zet ik het in mijn testament dat het mijn wil is dat ze mijn verzoeknummers spelen (zie je wel: control freak).

Dat er nog geen online dienst is waar je (in het geniep) jouw laatste verzoeknummers, jouw post mortem play list, kunt opgeven. Het is een gat in de markt als je het mij vraagt. Dan worden tijdens mijn verassing als verrassing voor mijn lieve nabestaanden (want zij wisten het niet en hadden een heel andere lijst samengesteld) mijn zorgvuldig geselecteerde lijfliederen – nee: lijkliederen – afgespeeld.

Ik heb mijn lijst nog lang niet compleet, maar ik weet al wel welke als eerste moet:
Van Dik Hout met “Zo stil in mij”

En dan, vlak voor ik de oven in mag:
“Fearless” van Massive Attack

En tot slot, keihard de Simple Minds:
“Don’t you forget about me”

Ben jij al begonnen met je post morten play list? Wie weet duik ik wel in dat gat in de markt: http://www.mypmplaylist.com ofzo…