intelligentie

Tijd voor een beter vliegengordijn?

Toen ik laatst, op een avond waarop het na een paar zonnige dagen eindelijk zacht begon te regenen de tuindeur openzette om die welkome geur van dit lentebuitje binnen te kunnen laten drijven terwijl ik las in mijn boek, sprong er zomaar een behoorlijke kikker, dwars door het vliegengordijn mijn woonkamer binnen. Dit riep meteen diverse vragen op. Hoe is dit dier in mijn tuin terechtgekomen? Om daar maar eens te beginnen. Het amfibie in kwestie bleef doodgemoedereerd zitten terwijl ik dit overpeinsde.

Een jaar geleden had ik in mijn tuin namelijk een aanvaring gehad met een eekhoorn die later helaas een rat bleek te zijn. Deze had ik nietsvermoedend mijn tuin in gelokt met een te laag hangende pindaslinger. Het bleek zich te hebben gehuisvest in een hol onder mijn tuinbankje. Ik heb mijn rattenplaag toen rigoureus aangepakt. Eerst dichtte ik alle kieren in de omringende schutting waardoor het mijn tuin had kunnen binnendringen. Ook verlaagde ik de deur in de schutting zodat er nog geen tor onderdoor kan kruipen. Daarna joeg ik het ongedierte met de bezem de tuin uit. Nooit meer last van gehad sindsdien.

Maar hoe kwam dan die kikker in mijn tuin? Had het zich strategisch achter de voornoemde deur gepost en gewacht tot ik daar even doorheen ging om iets in één van mijn kliko’s die ik daar heb staan te mikken? Had het mijn gedrag vanuit die positie bestudeerd om het juiste moment in te schatten om mijn tuin te kunnen binnenwippen? Is een kikker überhaupt in staat tot dergelijke snode planningen? Kikkers kunnen springen, maar niet over schuttingen. Ze kunnen graven, maar mijn kikker had dan diep moeten gaan, minimaal twintig centimeter, vanwege de betonnen randen die overal onder de schuttingen liggen. Kortom: de intelligentie van mijn kikvors nam al peinzende allengs toe. Hoe hij in mijn tuin is weten te komen blijft vooralsnog een raadsel.

Volgende kwestie. Waarom sprong het mijn woonkamer binnen? Ik mag mijn kikker inmiddels bovengemiddelde intelligentie toedichten, dus ik moet deze vraag uitbreiden. Waarom sprong hij (of zij, dat weet ik niet) ondanks het vliegengordijn, tóch mijn huis binnen? Het moet toch hebben kunnen beredeneren dat er in mijn huis dus niet bijster veel van zijn favoriete snackjes rond zoemen? Terwijl ik dit allemaal bedacht, zat de kikker daar maar met zijn natte, glimmende lijf op mijn laminaatvloer. Het leek wel of het zelf ook nadacht over zijn irrationele gedrag.

Het maakte echter geen aanstalten om rechtsomkeert te maken dus ik stond op van mijn bank om het motblik te pakken dat ik voor dit soort gelegenheden paraat houd. Toen ik daarmee gewapend mijn kikker te lijf ging, kwam het toch maar in beweging. Natuurlijk niet richting tuin, maar richting een slinks gespot kruiphoekje. Listig frustreerde ik dit plannetje met behulp van mijn wapen. De kikker ging voor plan B. De gordijnen. Ook dat plan wist ik met een snelle polsdraai te verijdelen. De kikker dook nu naar links, richting de grote pot van mijn huiskamerdrakenbloedboom. Daar slaagde ik erin mijn listige kikvors klem te zetten tussen motblik en raam en kon ik het uiteindelijk richting de opening van de tuindeur manouvreren. Mijn kikker koos daar dan toch maar eieren voor zijn geld en belandde zo weer van de drup in de regen. Ik trok de deur zelfvoldaan dicht, zette een plaatje op en las weer verder in mijn boek.

Tussen de regels die ik wist te lezen dwaalden mijn gedachten naar mijn “encounter with the frog kind”. Het moet iets te betekenen hebben, dacht ik. Zou mijn hoogbegaafde kikker smalend hebben gelachen om de kwaliteit van mijn vliegengordijn en derhalve hebben besloten dat hij in mijn huis én droog zou zitten én onmogelijk zou kunnen verhongeren? Ik overwoog daarom alvast maar om een beter vliegengordijn te zoeken.

Ruimdenker

In mijn hoofd draaien veel gedachten om elkaar heen. Dat is voor mij normaal. Ik denk heel veel en heel breed. En ik denk holistisch. Uiteindelijk komen gedachten die eerst heel ver uit elkaar leken te liggen, toch bij elkaar. Daar kunnen weken, maanden overheen gaan. Ik ben ruimdenker. Letterlijk. Dus ga ik veel naar buiten, de natuur in. De weidsheid van de weilanden geven mijn gedachten de volle ruimte die ze nodig hebben. Bomen lijken mijn gedachten haast wel te absorberen. Het is alsof ze meedenken. Nee, het is alsof ze mijn gedachten overeind helpen te houden. Ik gebruik hun takken om gedachten aan op te hangen.

De laatste tijd denk ik veel na over mijn vaderschap. Daar rijzen steeds die irrationele twijfels. Mijn jongste zoon (bijna 13) heeft een veel te hoog IQ. Scholen weten daarmee geen raad. Het ventje worstelt met zijn identiteit omdat hij klaarblijkelijk niet past in het model dat de school voorstaat. Een kind moet passen in het systeem in plaats van andersom. Passend onderwijs is een wassen neus, kan ik je zeggen. Mijn jongen kan zich niet aanpassen aan de schoolnorm. Hij kan daar niets aan doen. Het is echt geen dwarsheid, ook al lijkt dat wel zo. Zijn brein krijgt onvoldoende uitdaging en dat leidt tot frustratie. Een te hoog IQ gaat gepaard met een na ijlende emotionele intelligentie, dus die frustratie uit hij niet als een 13-jarige, maar als een veel jonger iemand. Dat zet hem dus nog verder apart. Het doet mij letterlijk pijn om mijn zoon te moeten zien worstelen met zijn identiteit. En ik voel me eigenlijk steeds machtelozer.

Over hoogbegaafdheid heb ik intussen veel gelezen. Ik snap de theorie, maar ik kan me niet verplaatsen in een hoogbegaafde. Ik kan me niet voorstellen hoe het is om een te hoog IQ te hebben. Die “te” is natuurlijk onzin. Die van mij schommelt trouwens tussen de 100 en de 120, wat af hangt van de hoeveelheid daglicht op een dag. Ik ben hooguit hoogbevaagd. Dus ik voel mij als vader van een hoogbegaafde best onzeker. Hij kan me ook af en toe ook best onnozel laten voelen met zijn niet persoonlijk bedoelde sarcastische, intelligente opmerkingen. In mijn hoofd heb ik maar een mantra aan staan: “Blijf zacht, blijf geduldig. Ben er maar gewoon voor hem, want hij heeft je echt nodig”. Niet altijd makkelijk. Hij kan mijn wervelgedachten als geen ander laten opvlammen tot een orkaan zodat ik zomaar van mijn stoel op spring en naar buiten vlieg. Hoge denknood.

Fietsenhok op zolder

Ooit vertelde iemand me dat het slim kan zijn om de ander het gevoel te geven dat hij/zij slimmer is dan jij. De persoon in kwestie zei dit tegen me nadat ik hem een te perfect plaatje had laten zien. Hij kon er helemaal niets op aanmerken, vond hij, en dat maakte dat hij zich slecht met “mijn” plaatje kon identificeren. Het was nu teveel een “ik geloof het wel”-plaatje voor hem. Zijn advies was daarom om de volgende keer bewust een “fietsenhok op zolder” in de plaat op te nemen. Hij wist best dat ik veel beter mooie, technische overzichten kon maken als hijzelf, maar hij wilde het gevoel hebben dat hij nog iets kon verbeteren. En dat gold niet alleen voor hem, zo zei hij, maar waarschijnlijk ook voor veel andere managers. Managers hoeven inderdaad niet gehinderd te zijn door enige kennis, dat weet iedereen. Het is dus een goed advies. Dat fietsenhok op zolder is misschien wel vergelijkbaar met het weeffoutje dat altijd in Perzische tapijten moet zitten. Perfectie is alleen weggelegd voor goden. Als nederige adviseur moet je dus af en toe braaf de toorn van de opperwezens boven je verdragen. Zij hebben gelijk, ook al ben jij slimmer.