Ergernissen

Jeenzeggers

Ja noch nee zeggen. Jeen dus. Een jeen gaat vaak gepaard met een typische beweging van het hoofd. De nekspieren van de jeenzegger lijken ook niet goed te weten hoe ze nu moeten bewegen. Het hoofd kantelt een beetje heen een weer en knikt ook wat. Ook worden de mondhoeken in een gepijnigde grimas getrokken. Mijn gesloten vraag brengt mijn jeenzegger duidelijk in benarring. Eigenlijk zie ik de jeen al op het gelaat verschijnen voordat het uit de mond komt.

Een jeen doet mij inwendig ineen krimpen. Een opmerkzame jeenzegger zou mijn ongemak (lees: irritatie) kunnen waarnemen. Heel even knipper ik namelijk een keertje met mijn ogen. Eigenlijk wil ik op dat moment mijn schouders dramatisch laten zakken, mijn blik naar de grond richten en vertwijfeld mijn hoofd schudden. Maar ik onderdruk het geroutineerd en ontvang wat er allemaal nog op de jeen volgt, want op een jeen volgt ook altijd geheid een lezing.

Mijn alter ego steekt zijn irritatie natuurlijk niet onder stoel of bank, onderbreekt de noodlottige jeenzegger midden in de lezing en vuurt er een reeks vragen op af zoals: “Wanneer voelde jij je het laatst gelukkig? Wat is je diepste verlangen? Hoe ga jij om met sarcasme?”.

Woker than ever

Met decreten slaat hij om zich heen. Losse flodders. Het is een woest blaffende hond die heus niet bijt. Hopen we dan maar. Af en toe staat het schuim wel op zijn bek. Doe maar eens woke in zijn buurt. Dan ontslaat hij zomaar een bestuur van het Kennedy Center of Performing Arts. Ze doen er te woke en dat moest stoppen. Alsof je daarmee taal veranderen kan – ik lach in mijn vuistje – krast hij verwoed woorden door in het woordenboek. Woke, weg ermee! Net als climate science, minorities, black, women en diversity, om er een paar te noemen. Dan komen er gewoon nieuwe woorden. Zelf had ik het woordje “woke” nog niet in gebruik genomen. Ik wist niet wat ik er mee aan moest. Het zal mijn nuchtere inborst zijn dat me daarin remde. Misschien had ik het (nog) niet nodig. Laten we elkaar toch eens even gewoon in elkaars waarde laten. Respecteer verschillen. Diversiteit druk je heus de kop niet in met krassen en decreten. Maar goed, ik voel me nu dus woker than ever.

Lomp

Vorige week werd mijn werktelefoon vervangen. Om veiligheidsredenen. Mijn nog prima werkende, gestroomlijnde toestel werd vervangen door een hoekig en lomp apparaat. Ik zie opzich wel een voordeel. Het ding kan ook dienst doen als veiligheidshamer en slagwapen, dus mijn persoonlijke veiligheid is inderdaad toegenomen.

Automerken en -kopers gaan ook volop voor lomp. Bij de elektrische auto’s idem dito. Allicht moet je die lompe batterij ergens kwijt en kom je dan uit op een lomp lijnenspel. Het rijgedrag is al even lomp. Er wordt plompverloren van richting veranderd zonder enige indicatie.

De fietspaden worden langzamerhand overgenomen door een lomp soort tweewieler. Met slome benen trappen nieuwerwetse nozems nonchalant met een rotgang viaducten op. In een winkelcentrum, waar ik liep, meende zo’n gast daar een geitenpad te mogen nemen zonder af te stappen. Ik had mijn slagwapen toch al aan mijn oor, dus…

Is het een cadeautje?

Zijn het cadeautjes? Dit vroeg de mevrouw achter de kassa mij gisteren. Ik reageerde met een “jazeker” waarin mijn tevredenheid over mijn keuzes weerklinken moest. De mevrouw trok toen twee glimmende, zwarte vellen cadeaupapier van een rol. Niet helemaal mijn idee van feestelijk, maar goed, ik liet het los. Ik keek toe hoe de vellen papier vrij argeloos om mijn artikelen werden gedrapeerd. De lat lag blijkbaar bij “wikkelen in cadeaupapier”. Misschien was het de allerlaatste rol plakband, want daar ging ze erg spaarzaam mee om. Ik rekende dan ook maar argeloos af. Mijn lat was gedaald naar “afrekenen en wegwezen”.

Vanochtend besloot ik gelijk het lelijke cadeaupapier eraf te scheuren en de cadeaus zelf mooier in te pakken. Terwijl ik dat deed dacht ik na over die vraag of het cadeautjes waren. Ik vind dat normaal gesproken een fijne vraag. In bepaalde winkels, waarvan ik weet dat ze echt werk maken van het inpakken, zeg ik ook “jazeker!” als ik iets voor mezelf koop. Ik geniet in die winkel namelijk alleen al van de manier waarop mijn cadeau wordt ingepakt. Eerst wordt met een zwierig gebaar een vel papier van een rol getrokken en gescheurd dat meestal ook nog eens precies de juiste lengte heeft. Van cadeaupapierscheuren mogen ze van mij een olympische sport maken. Ik wil wel jurylid zijn. Naast de atletiek hecht ik grote waarde aan de papierkwaliteit. Het mooist zijn de vellen die aan beide zijden mooi zijn. Met lenige, gemanicuurde handen vouwt en plakt de inpakatleet het mooie papier om mijn cadeautje. Het wordt een waar kunstwerk waarbij de kleuren van beide zijden van het vel worden benut. Ik zou het daarna nooit meer willen uitpakken.

Die beleving had ik gisteren dus duidelijk niet. Uit beleefdheid trok ik het papier er niet meteen, na het afrekenen weer af. Had ik er dan misschien iets van moeten zeggen? Zijn mijn verwachtingen te hoog? “Mevrouw, als ik u een tip mag geven…dat scheuren van die rol mag wel wat zwieriger, en experimenteer vooral ook eens met kleurrijker papier”.

Naamnesie

Waarom ontschieten namen van mensen me, maar niet het telefoonnummer dat mijn ouders vroeger hadden? Als ik voor het eerst kennis maak met iemand, dan vergeet ik de uitgesproken naam soms al binnen luttele minuten, vooral bij een kennismaking met meerdere mensen. Ik vergeet namen van collega’s die ik maanden niet heb gesproken. Ik vergeet namen van radiopresentatoren als ze naar commerciële zenders verhuizen.

Gezichten (en stemmen) vergeet ik niet zo snel, maar dan sta ik bij een wederzien (of wederhoren) meestal toch diep en zonder resultaat in mijn geheugen te graven naar de naam. Dit is blijkbaar duidelijk aan mijn gezicht af te lezen, want in de blik van de ander zie ik een mengeling van verbazing en verontwaardiging. Gelukkig zie ik vaak ook juist een blik van herkenning. Die ander lijdt dan zelf ook aan “naamnesie” en stelt zich met vergoelijkende glimlach gewoon nog eens voor.

Ecodictator

Als ik het voor het zeggen zou krijgen, dan wist ik het wel. Schiphol ging subiet dicht en ik zou rijkelijk strooien met gratis fietsen en OV. Daarop volgt uiteraard meteen een invordering van alle voertuigen die fossiele brandstoffen verbruiken. Deze worden per decreet omgebouwd tot electrisch aangedreven voertuigen en verdeeld over het land naar rato van de locale bevolkingsgrootte, als deelauto’s. Onder mijn regime bezit niemand nog een privé-auto. Alle automobielen worden van iedereen. Daarnaast komt, met onmiddelijke ingang na mijn feestelijke inhuldiging, een landelijk verbod op alle gemotoriseerde tuingereedschappen, vooral bladblazers. Tenslotte zou ik een landelijke allerlaatste barbecue organiseren om al het huidige vee in één keer te ruimen. Aan mijn hof zou ik sowieso alleen vegetariërs toelaten. Het koningshuis maak ik tot een publieke toeristische attractie. Een glazen koningshuis. Dat levert hoge kijkcijfers op en dito reklameinkomsten die mijn staatskas lekker zullen spekken. De rijkdom van de adel en de multimiljonairs zal ik natuurlijk ook moeten afromen om al deze plannen te kunnen bekostigen. Het is dus maar goed dat ik het niet voor het zeggen heb dan. Het zou wat zijn, zo’n ecodictatuur.

Otto richt uit

Verspreid door het hele land wordt door garagehouders melding gedaan van een vreemd soort mankement aan auto’s. Het gekke is daarbij dat het bij alle automerken voor komt, en dat er een verband lijkt te zijn met de aanschafwaarde van de auto. In alle gevallen zou het gaan om de werking van het stuur. Automonteurs door het hele land bevestigen dit. “Ik heb er deze week weer vijf gehad”, zegt Karel Gerrits, monteur bij de garage om de hoek bij onze redactie. Hij krabt zich achter zijn rechter oor en zegt: “Ineens rijden auto’s gewoon rechtdoor als je eigenlijk rechts- of linksaf wil. En op rotondes blijven auto’s eindeloos rondjes rijden!”. Toen ik hem vroeg of hij hier een verklaring voor heeft, zei Karel: “Mechanisch kan ik in ieder geval niks ontdekken. Dus het moet in de boordcomputer zitten. Als je het mij vraagt is het een computervirus, meneer!”. Intussen hebben experts op het gebied van autotechniek zich over het fenomeen gebogen, maar ook zij tasten in het duister. Als “workaround” adviseren deze experts om bij het sturen altijd de richtingaanwijzer te gebruiken. Dan blijkt in alle gevallen namelijk de stuurinrichting normaal te functioneren.

Otto de Magiër houdt de nieuwsberichten hierover nauwlettend in de gaten, en vindt de ophef allemaal erg vermakelijk. Zijn naam is Haas natuurlijk.

Geen zorgen

In het reklameblok dat ik verdraag voordat het journaal begint, wordt mij één en al onbezorgdheid naar mijn hoofd geslingerd. Vliegreizen naar warme oorden. Blitse auto’s die iedere dag mooi maken, zelfs regenachtige. Natuurlijk wel goedkoop boodschappen doen. En iedere week kans op een miljoen natuurlijk. Ik hoef me geen zorgen te maken, lijkt de boodschap. Geen zorgen over oorlog. Geen zorgen over de almaar toenemende onverdraagzaamheid. Geen zorgen over het verdwijnen van de bijen. Geen zorgen over het afstervende koraal. Geen zorgen over de smeltende ijskappen. Geen zorgen over de hoogte van onze dijken. Geen zorgen over het woningtekort. Geen zorgen over kansongelijkheid. Geen zorgen over de kwaliteit van het onderwijs. Defensie wil een verplichte enquete om de animo onder onze jeugd voor het dienen in het leger in kaart te brengen. Maar ik hoef me natuurlijk ook geen zorgen te maken dat mijn kinderen soldaten worden.

Koppie koppie

Het gebeurt wel eens dat ik mijn kop verlies. Vaak als gevolg van een overdosis aan flauwekul. Zonder kop ben ik alleen nog twee benen en een romp. De kop laat gewoon ineens los en zweeft richting de wolken, maar nooit hoger dan de gemiddelde boomtop. Zonder kop vergeet ik zomaar de controle op de sleutelbos in de jaszak voor ik de deur uit wandel.

Die wandeling moest dienen tot het legen van die kop, maar het was al na twaalven. Ergens rond vijf voor twaalf stootte de onderrug wel een felle scheut door mijn gedachten, maar de kop zat al te vol met hete lucht. Ondanks de scheut kreeg ik wel mijn veters vast en wist mezelf met kop en al in de auto te krijgen. Ik moest even naar de apotheek namelijk.

Op de terugweg bedacht ik eigenlijk pas dat ik mijn hoofd nodig leeg wandelen moest. Thuis bracht ik de medicijnen eerst naar binnen. Voor de zoveelste keer vroeg ik me af hoe lang ik nog dat stomme sleuteletuitje met dat stomme ritsje bleef gebruiken. Ik trek het ritsje altijd bruusk open, vaak met mijn tanden, en laat de twee kettinkjes met sleutels eruit vallen. De sleuteltjes weer netjes in het etuitje krijgen is teveel gedoe, dus dat stel ik geregeld uit. Ook vandaag kwakte ik de naakte sleutelbos geërgerd op de eettafel.

Mijn kop hing al helemaal tegen het plafond en deed niet meer mee. Ik moest echt dringend wandelen. Het lukt nog om de oortjes in de oren te doen en een podcast aan te zetten. De romp kon nog slechts denken met mijn ruggenmerg, liep naar buiten en trok de deur achter zich dicht. Mijn kop schoot meteen richting hemel, dus er werd geen tel bedacht dat de sleutels niet in de jaszak zaten.

De wandeling was broodnodig. Zwaar achterstallig onderhoud. Zoals altijd daalde mijn kop tijdens de wandeling weer vanzelf terug op zijn plek. Tien meter voor mijn huis was mijn kop er weer bij en vroeg zich dus af of ik de sleutels wel bij me had. De romp tastte gedwee in de jaszak en trof daarin alleen de autosleutel aan. Er zat niets anders op dan helemaal naar het huis van mijn ex - prominent veroorzaker van hete lucht – te rijden en de sleutel van zoonlief op te halen. Die sleuteletuit is dus passé. Die ligt nu in de auto met een reservesleutel. Koppie koppie!

Kleinheidswaanzin

In alle bescheidenheid groot zijn. Dat is zijn basishouding. Aan kleineren heeft hij een flinke broer dood. Hij wil gewoon met de juiste maat gemeten worden. En bovendien graag met droge vinger. Met kleinzieligheid bereik je bij hem bar weinig. Je doet niet alleen hem tekort, maar ook jezelf. Vooral jezelf.