ergernis

Otto richt uit

Verspreid door het hele land wordt door garagehouders melding gedaan van een vreemd soort mankement aan auto’s. Het gekke is daarbij dat het bij alle automerken voor komt, en dat er een verband lijkt te zijn met de aanschafwaarde van de auto. In alle gevallen zou het gaan om de werking van het stuur. Automonteurs door het hele land bevestigen dit. “Ik heb er deze week weer vijf gehad”, zegt Karel Gerrits, monteur bij de garage om de hoek bij onze redactie. Hij krabt zich achter zijn rechter oor en zegt: “Ineens rijden auto’s gewoon rechtdoor als je eigenlijk rechts- of linksaf wil. En op rotondes blijven auto’s eindeloos rondjes rijden!”. Toen ik hem vroeg of hij hier een verklaring voor heeft, zei Karel: “Mechanisch kan ik in ieder geval niks ontdekken. Dus het moet in de boordcomputer zitten. Als je het mij vraagt is het een computervirus, meneer!”. Intussen hebben experts op het gebied van autotechniek zich over het fenomeen gebogen, maar ook zij tasten in het duister. Als “workaround” adviseren deze experts om bij het sturen altijd de richtingaanwijzer te gebruiken. Dan blijkt in alle gevallen namelijk de stuurinrichting normaal te functioneren.

Otto de Magiër houdt de nieuwsberichten hierover nauwlettend in de gaten, en vindt de ophef allemaal erg vermakelijk. Zijn naam is Haas natuurlijk.

Wildparkeerperikelen

Omdat er geen geld meer zou zijn voor wat meer parkeerhaventjes, wordt er voor mijn deur driftig wildgeparkeerd. Ik doe het zelf ook. Al maanden zet ik mijn bolide direct voor mijn huis, aan de overkant van de straat op de rand van onze “brink”. Natuurlijk mag ik aan “mijn” plek geen enkel recht ontlenen. Toch deed ik dat, want het irriteerde me mateloos dat mijn plek ineens was ingepikt door de buuf. De buuf nog wel. Zij woont al een tijdje samen met haar nieuwe liefde. En hij brengt een boot en twee auto’s mee. Heb ik helemaal geen moeite mee. En ik begrijp ook dat dat allemaal niet op hun oprit – want die hebben ze – past.

Nu ben ik niet iemand die het conflict opzoekt. Dat is gewoon niet mijn aard. Ik maak geen olifanten van muggen. Eerder het omgekeerde. Ik kan toch ook wel een stukje verderop wildparkeren? Waarom zou ik per se precies voor mijn deur moeten kunnen parkeren? Mijn buuf doet dat eigenlijk nu zelf ook. Haar eigen buren – eveneens met eigen oprit – moeten ook drie auto’s kwijt (zo’n beetje 1 auto per gezinslid). En daarvan staat er eentje wildgeparkeerd. Buuf kan in principe ook 2 huizen naar rechts wildparkeren. En ik snap helemaal dat ze dat niet doet, want dat zou ik ook niet doen.

Bovenstaande gedachten bleven bij gedachten. Ik ben (nog) niet met buuf in gesprek gegaan hierover. Wat zegt dit over mij? Wat zegt het over mij dat ik me erger aan het inpikken van een parkeerplek die niet eens een parkeerplek is, laat staan van mij? Ik laat deze mug geen olifant worden. Zo zit ik immers niet in elkaar.

Hoe zit ik dan wel in elkaar? Welnu, achter mijn voortuintje ligt ook een strookje gemeentegrond. Daar kan mijn auto ook best staan. Dat heb ik dus laatst gedaan toen ik een vracht boodschappen moest uitladen. Ik heb de auto er de hele nacht demonstratief laten staan. Nu weet ik niet of ik het me verbeeld dat mijn nukkige boodschap is aangekomen, maar buuf zet nu al een aantal dagen haar auto niet meer op “mijn” wildparkeerplek. Dankzij deze wildparkeerprikelen ben ik toch mooi weer een inzicht rijker.

Coronafoob

Omdat er een gat in mijn agenda zat deze ochtend besloot ik om “even” mijn kerstinkopen te gaan doen. Eerder die ochtend hoorde ik al op de radio dat het druk is in de supermarkten omdat verder alles dicht is. De tip was om zo vroeg mogelijk op de dag je inkopen te doen. Misschien zouden de supermarkten zelfs een uur vroeger open gaan. Het gat in mijn agenda zat op half tien ’s ochtends en was dus niet vroeg genoeg. Het was dus toch druk. En vol met kerstinkopers, zoals ik. Met hun vol geladen karretjes blokkeerden die mijn gangen.

Ik ergerde me eraan dat iedereen in de egostand leek te staan. In die stand houdt iemand geen rekening met anderen. In die stand sta je met je kar vol drank en vreten midden in een gangpad uitgebreid de etiketten van artikelen te bestuderen. In die stand lap je de anderhalve meter aan je laars, mompel je “pardon, mag ik even bij…” en gaat dan zonder op antwoord te wachten pal voor me langs om voor mijn neus het laatste pak bloem weg te grissen.

Niet iedereen gedraagt zich zo hoor, maar toch wel opmerkelijk veel. En ik ben ook wel iemand die zich snel verbaast over onachtzaam gedrag. Zelf ben ik me sterk bewust van mijn in de wegwezen. Ik wil niemand tot last zijn. Ik zorg dat ik niet in de weg sta. Dus ik parkeer eerst mijn karretje op een plek waar dat kan. Dus niet midden in een smal gangpad. En ik ben beleefd en wacht op goedkeuring voordat ik iemands anderhalve meter veiligheid infiltreer met mijn potentiële besmettingsgevaar. Dit projecteer ik natuurlijk op mijn medewinkelgangers.

Corona heeft mij tot nog toe niet weten te bereiken. In ieder geval niet voor zover ik weet. Ik heb gedurende de gehele pandemie niet de minste symptomen gehad. Al mijn sneltesten zijn ook steeds negatief. Ik houd mij dan ook behoorlijk braaf aan de richtlijnen. In winkels hou ik afstand en spring ik volleerd uit ieders anderhalvemeterzone mocht ik mij daar per abuis in begeven. Mijn onachtzame mede-boodschappers zijn immers potentiële besmettingsgevaren die mijn persoonlijke vrijheid danig kunnen beperken. Ik ben verworden tot coronafoob. Volgend jaar allemaal op dat woord stemmen.

Argwaan

Op een schaal van naïef tot paranoïde zit ik volgens mij links van het midden. Misschien zelfs te veel naar links. Maar ik schiet radicaal naar rechts als iemand mij iets wil verkopen. Maximale argwaan. Ik vertrouw geen enkele verkoper. Als mij in de winkel wordt gevraagd of men mij ergens mee kan helpen zeg ik ook steevast: als ik hulp nodig heb, vraag ik het wel. Laat me alsjeblieft gewoon rustig snuffelen. Voor marketeers voel ik regelrechte haat. Geld-uit-de-zak-kloppers zijn het. Leur ergens anders met je prullaria. Vlieg op met je gelikte praatjes want ik geloof je bij voorbaat niet. Deze mensen worden gedreven door bonussen. Ze werken vanuit hun eigen belang, niet die van de consument. Ze verkopen om het verkopen. Een goed product verkoopt zichzelf, zegt mijn innerlijke boomer. Reclame voor een product is prima, zolang het maar niet opdringerig wordt. Ik heb ook een grondige hekel aan schreeuwreklame. Ik hoor daarin alleen maar de boodschap: koop dure spullen die je niet nodig hebt! Van gerichte reclame schiet ik ook meteen in de argwaanstand. Vandaar dat ik alle digitale reklame zoveel mogelijk blokkeer. En tóch zou mijn koopgedrag dan nóg beïnvloed zijn. Ik overweeg kluizenaarschap.

Een rat kan niet kotsen

Het schijnt dat ratten niet kunnen kotsen. Ik las dit toevallig op wikipedia omdat ik wilde weten welke kleur gal heeft. Omdat ik een verband zag met ergernis, dacht ik aan een mengsel van groen en geel. Klopt dus als een bus. Ik leerde er ook nog even bij dat groengeel in het Grieks cholè is, en dat De Klere (Cholera) dus is vernoemd naar de gal. Maar die arme ratten hebben geen galblaas. En daarom worden ze dankbaar gebruikt in onze laboratoria, want ze kunnen immers toch niet kotsen.

Zeg nou zelf, dat is toch bijzonder praktisch? Het scheelt een heleboel viezigheid en zure stank in je laboratorium. Je kunt een rat volproppen met allerlei chemicaliën zonder dat het beest deze – volkomen terecht – weer uitbraakt. Mensen die zwaar op de hand zijn noemen we cholerisch en zwartgallig. Deze mensen hebben blijkbaar een overactieve galblaas en spuien voortdurend gal. Maar een rat is fysiek niet in staat om gal te spuien. Dus je zou kunnen zeggen dat ratten van nature altijd heel zonnige karaktertjes hebben. Nooit zwaar op de hand, altijd blij en optimistisch. Ratten kunnen niet klagen. De ironie is hier zo schrijnend. Ik wordt er gewoon gallisch van!

Powered by ScribeFire.