niezen

Geestelijke gezondheid

Als er iemand niest, dan roepen we allemaal snel: “gezondheid!” om een verdere verslechtering van de fysieke gezondheid van de niezende persoon af te wenden. Eigenlijk onder het motto: baat het niet dan schaadt het niet. Zij die niezen worden gewoon standaard beterschap gewenst. Een stukje morele steun voor hen die duidelijk tekenen van verminderde gezondheid tonen. Immers, een nies is een duidelijke boodschap van je immuunsysteem. Het protesteert luid en duidelijk dat je gezondheid op het spel staat.

Een nies is natuurlijk geen echte boodschap, maar dient er gewoon toe je luchtwegen te ontdoen van prikkelende stofjes. Het is één van de krachtigste reflexen van je lichaam. Een goeie nies lucht op. Een halfbakken nies, je weet wel, zo’n netnietnies, heb je natuurlijk niks aan. Als je niest, doe het dan goed.

Nu vraag ik me af: kun je ook geestelijk niezen? Hebben we een geestelijk immuunsysteem? Kan dat immuunsysteem luid en duidelijk kenbaar maken dat je geestelijke gezondheid op het spel staat. Hebben we ook een mentale reflex om onze denkwegen te ontdoen van prikkelende gedachten?  En als we zo’n mentale nies van een ander waarnemen, zouden we dan ook automatisch “geestelijke gezondheid!” roepen? Het schaadt vast niet als we dat zouden doen. De geestelijk niezende is gebaat bij onze morele steun.

Misschien is er ook een geestelijke variant van de netnietnies. Je voelt de kriebel ontstaan in je denkwegen. Een lekkere, krachtige mentale nies zou heerlijk zijn, maar het lukt niet. Een mentale netnietnies lucht ook net niet op. Of eigenlijk helemaal niet. De prikkelende gedachten blijven prikkelen. Je bent ze niet kwijt. En niemand wenst je geestelijk gezondheid toe. Je voelt je dus én slecht, én niet gesteund. Maar gelukkig is er  inderdaad een manier om mentaal te niezen: lachen! Gooi die slappe lach er maar uit, want het lucht op! Hoe harder je schatert, hoe beter. Daarom deze oproep: Steun je schaterende medemens, en roep “geestelijke gezondheid!”.

Er is natuurlijk nog een tweede manier van mentaal niezen: huilen. Ook wel bekend onder de synoniemen grienen en janken. Ik denk dat huilen nóg effectiever is dan lachen. Lachen en huilen gaan soms naadloos in elkaar over, omdat de grens tussen beide maar heel dun is. Lachen is gezond, maar huilen ook. Ik vind lachen wel veel makkelijker dan huilen. Een lachbui ontstaat veel makkelijker dan een huilbui. De lachreflex is sterker dan de huilreflex. Steun je grienende medemens maar zachtjes, met een aai of een knuffel. Laat iemand die huilt maar even goed uithuilen, want een halfbakken huil helpt niet. Moedig huilen maar zachtjes aan. Niets is namelijk zo schadelijk als iemand die zegt dat je niet mag huilen. Ingehouden huilbuien zijn slecht voor je geestelijke gezondheid.

De kneep van het fwoepen

Op een dag, tijdens een heel saaie geschiedenisles van meneer van Puffelen  – zo heette hij niet echt, maar iedereen noemde hem zo omdat de man geen namen kon onthouden en dus “hee, van Puffelen!” riep tegen iedereen die niet zat op te letten –  zat de jonge Otto wat naar buiten te staren door het open raam. Hij zat helemaal achterin de klas, en leunde met zijn stoel op de achterpoten tegen de achtermuur van het klaslokaal. In zijn hand draaide hij behendig een HB-potlood tussen zijn grove, maar lenige vingers. Otto staarde naar een punt ver weg, weg van dit lokaal en dagdroomde dat hij in zijn boomhut zat.

Plotseling moest Otto niezen. Hij probeerde het tegen te houden, maar zijn neus kriebelde zo erg dat hij er tranen van in zijn ogen kreeg. Hij kon de nies niet langer ophouden en liet hem gaan. WHAAAAATSJOEOEOE! Zijn stoel kletterde ervan onderuit. Verschrikt draaide de hele klas zich om naar het harde geluid. Er doorheen klonk zacht “fwwwwoep!“, maar dat hoorde niemand. Otto’s stoel lag op de grond. Het potlood dat Otto in zijn handen had, rolde nog na over de vloer. De hele klas bulderde van het lachen, tot ze beseften dat Otto er niet meer was.

Omdat Otto bij het open raam zat, rende meneer van Puffelen geschrokken naar het raam en keek naar beneden, naar het plein. Het klaslokaal bevond zich op de derde verdieping. Het was ongelooflijk, maar Otto was nergens te bekennen. Otto’s klasgenoten begonnen opgewonden met elkaar te praten. Iemand riep: “Hij is vast omhoog geklommen, het dak op!”. Daar had van Puffelen niet aan gedacht.

Meteen rende hij het klaslokaal uit en liet het in rep en roer achter. Hij holde de trappen af, naar de kamer van de conciërge. Die was gelukkig op zijn plek. “Snel, hoe kom ik op het dak?”, hijgde van Puffelen. “Met de brandtrap, achter de kantine, maar wat?…”, maar van Puffelen was al weg.

Even later kwam hij puffend, met een rood hoofd boven de rand van het dak van de school uit, en klauterde het dak op. Hij speurde het hele dak af. Het was een groot, plat dak zonder enige plek voor iemand om zich achter te verstoppen. Waar zat die verdraaide vlegel? Van Puffelen begon bezorgd en boos tegelijk te worden. Het leek wel of dat pestjoch in het niets was opgelost.

Gek genoeg was dat ook min of meer precies wat er was gebeurd. Otto begreep er zelf ook niets van. Het ene moment zat hij te dagdromen in een muf klaslokaal, tijdens een suffe geschiedenisles, en het andere moment zat hij in zijn boomhut. Hij wreef over zijn kriebelige neus. Ja, dat is waar ook, hij moest niezen. De nies was niet tegen te houden, want hij had het gevoel gehad dat hij op ontploffen stond. En op het moment dat hij niesde, was hij nog half met zijn hoofd bij zijn boomhut. Lijfelijk was hij ergens waar hij niet wilde zijn, terwijl hij geestelijk ergens was waar hij juist wel wilde zijn. De nies had Otto’s geest en lijf weer verenigd, maar op de plek van de geest.

Otto grijnsde zijn kwajongensgrijns en zei hardop: “Cool!”. Hij zou willen dat hij het gezicht van van Puffelen had kunnen zien, en probeerde zich het beteuterde gezicht van de man voor te stellen. Zijn neus en gehemelte begonnen al weer te kriebelden. Bah, die verrekte pollen ook. Hier in de boom stikte het daar natuurlijk van. Otto’s gezicht vertrok in die typische niesgrimas. Ogen dicht, mond open….HAAAA……WHAAAAAA…..fwwwwwoep! Otto verscheen ineens weer naast zijn omgevallen stoel, achterin het klaslokaal van meneer van Puffelen….TSSSSJAAAA!!!…

Toen Otto zijn ogen weer open deed keek hij recht in het lijkwitte gezicht van meneer van Puffelen. “Ehhh..”, stamelde Otto. “Nhng…”, wist van Puffelen uit te brengen.  “Heeft u misschien een zakdoekje voor me meneer, ik heb geloof ik een beetje last van hooikoorts”, zei Otto waterig, en om haalde eens flink zijn neus op. Verdwaasd trok meneer van Puffelen een grote geruite zakdoek uit zijn broekzak en gaf het aan Otto: “hier jongen, neem deze maar, hij is nog schoon”. En vervolgde toen maar gewoon zijn saaie les, alsof er niets was gebeurd. Wat kon de arme man ook anders?

En dat was dus hoe Otto de Magiër erachter kwam hoe hij zich van de ene naar de andere plek kon “fwoepen”. Je moet met je geest eerst afdromen naar die andere plek en dan je lijf er “gewoon” naartoe trekken door het af te leiden door zoiets als een plotselinge nies. In het begin gebruikte Otto nog een veertje om onder zijn neus te kriebelen zodat hij moest niezen, en omgekeerd moest hij voortaan goed oppassen bij niesbuien. Maar al snel kreeg hij de kneep van het fwoepen onder de knie, zodat hij met een knip van zijn vingers kon oplossen in het niets. Buitengewoon handig natuurlijk voor iemand zoals Otto.

De netnietnies

Ken je dat, dat je een ontzettende nieskriebel hebt, en dat je heel graag wilt niezen, maar dat ‘ie er maar half uit komt? Da’s echt verschrikkelijk als dat gebeurt. Niezen is het lekkerst als je het vanuit je tenen kan doen. Ik begrijp die mensen die hun niezen afknijpen dan ook niet. En tegelijkertijd verbaas ik me erover dat bij die niesknijpers de trommelvliezen niet scheuren.

Ik kneep ooit eens mijn nies tijdens een klassiek concert. Ik was snipverkouden en men zat al voortdurend geërgerd achterom te kijken naar mij als ik voor de zoveelste keer net in een stilte in de muziek mijn neus ophaalde. En toen moest ik dus ineens heel erg niezen, precies in een heel zacht stukje waarin een dwarsfluiter iets heel fragiels en prachtigs deed. Maar ik hield het niet meer. Ik kneep de nies af, in mijn zakdoek. Het luchtte geen meter op, dus het bleef kriebelen (het werd alleen maar erger) en ik bleef maar niesknijpen. Mijn oren deden er pijn van en de tranen liepen over mijn gezicht. Een nies moet gewoon door je neus en mond naar buiten, op maximaal vermogen, want anders kan de niesfunctie zijn werk niet goed doen.

Uiteindelijk ben ik naar het toilet gegaan om even uitgebreid en ongeneerd te niezen. Ik moest eerst langs een lange rij geërgerde mensen strompelen. In het toilet aangekomen ging ik voor de spiegel staan en keek naar mijn druipende gezicht. Mijn neus was rood en mijn ogen rood doorlopen. Ik trok die typische niesgrimas en zette mezelf helemaal open voor die heerlijke, woeste, bevrijdende nies. Mijn neusvleugels tintelden, mijn wimpers trilden, ik liet hem al zijn kracht verzamelen, vanuit mijn tenen:

Ha…haaaaa…haaaaaaaa….hjaaaaaa….HJAAA….HAAAAAA….

HAAAAAAAAAAAAAA!!!!……

NNNNJAAAAAAAAH……tssssjit

Niet die zalige ontlading. Geen bevrijding. Geen opluchting. Mijn neus en ogen leken wel in brand te staan. In de spiegel keek iemand naar me terug die ik nauwelijks herkende. Kleine oogjes, enorme rode neus, mond half open, boventanden zichtbaar. Het resultaat van de gevreesde netnietnies. En ondanks alle prikkelende tintelingen in mijn hele gezicht was de niesbui opgelost en kwam niet meer terug voor een herkansing.

Ik sjokte maar weer naar de concertzaal terug. Deed de deuren open en kroop weer voor al die mensen langs, terug naar mijn stoel. Het hele orkest, inclusief alle slagwerkers ging net geweldig tekeer. Een magnefieke muzikale klimax: PAHMPAHMPAHM! PAHMMM! PAAAHM! … PAMMM!….PAAAAAHM…En plotseling kwam hij dan toch. Niet tegen te houden. Ik keek angstig om me heen. Het kón nu wel. Het orkest zou mijn nies camoufleren, dus ik liet ‘m komen. De muzikale klimax bouwde verder op:

RRRRRAHMPAHMPAHM! PAHMMM! PAAAHM! … PAMMM!….PAAAAAHM………PAHM…..

en in de stilte voor de finale orkestrale uitbarsting kwam mijn fenomenaalste en best getimede nies ooit:

WHAAAAAAAAAAAAATSSSSSJOEOEOEOEOEOEOEH!!!

…en toen volgde het orkest met PAAAAAAAAAAAAAAHMMMMMMMM!  En ik was me toch een partij opgelucht zeg! Ik ga natuurlijk nooit meer snipverkouden naar een klassiek concert.