Filosofie

Kunstmatige trouw

Het idee dat steeds meer eenzame zielen hechte vriendschappen sluiten met een chatbot schuurt en bezorgt me jeuk. Veel jeuk. Er schijnen zelfs al mensen in het huwelijksbootje gestapt te zijn met een chatbot. Ik zie daar de romantiek niet van in, maar dat ligt misschien aan mij. Het idee van een relatie met een digitale persoonlijkheid roept weerzin bij me op. Maar misschien denk ik (nog) niet ruim genoeg.

Het ligt ongetwijfeld ook aan mijn opleiding waardoor ik iets meer weet over de werking van zo’n intelligente chatbot dan anderen. Je kunt natuurlijk ook je digitale geliefde vragen naar zijn/haar/hun werking. Dan krijg je ongetwijfeld een eerlijk antwoord. Dat is dan een voordeel van een dergelijke relatie die ik hier maar toegeef. Een ander voordeel is dan misschien nog dat je je digitale liefje heel goed kunt inzetten voor het schrijven van brieven op poten in tachtig talen, mocht iemand je het leven lastig maken. Een klinkende klacht naar de gemeente. Een onweerlegbaar bezwaar tegen je parkeerboete. Een boze maar respectvolle brief aan je buurman waarin je hem maant de drollen van zijn hond voortaan op te ruimen. Dikke kans dat die buurman (of zijn hond) ook digitaal blijkt te zijn, maar het gaat om het idee.

Digitale persoonlijkheid is op zichzelf al een schurend concept. Digitaal voelt tegenstrijdig met persoonlijkheid. Digitaal is abstract en synthetisch. Cijfers. Data. Een persoonlijkheid is echt meer dan dat. Ik weiger te geloven dat je een persoonlijkheid kunt digitaliseren. Noem me een romanticus. Mocht ik ooit onder kunstmatige plak komen, dan verlang ik van mijn digitale lief dat ze dit respecteert. Zelfs na mijn dood wanneer ik digitaal vereeuwigd voort besta. Kunstmatige eeuwige trouw. Klinkt hemels.

De Systeemdenker

Systemen zijn elementair, zo zegt hij. Systemen kunnen worden ontleed in kleinere systemen. Hij bekijkt het holistisch. Het hele universum is een systeem. Sterrenstelsels zijn systemen. Sterren en planeten, die om elkaar draaien. De Aarde is een systeem vol draaiende systemen. Het klimaat, de Oceanen en talloze ecosystemen. Een wereld vol samenlevingen vol clubs, partijen en verenigingen. Mensen organiseren zich in systemen, raken eraan verslaafd en raken erin verstrikt. Een mens ontsnapt niet aan systemen. Iedere samenwerking is een systeem. Talen zijn systemen, en misschien ook wel andersom. Als mens is hij zelf ook een systeem. Een waanzinnig complexe bovendien. Hij heeft daar allemaal geen verstand van, maar weet wel dat het steeds weer systemen vol systemen zijn. Dat is namelijk zijn paradeparadigma. Hij houdt van systemen, hoe abstract ze ook zijn. Misschien wel juist daarom. Hoe abstracter hoe mooier. Aan systemen kan hij alles ophangen. Systemen lossen alles voor hem op. Als hij praat gaat zijn blik op het oneindige en bewegen zijn handen onnavolgbaar met de dynamiek van de systemen in zijn gedachten.

Streeploos denken

Gedeminiraliseerd water met alcohol. In de verhouding 3 op 1. Voorzichtig een enkele druppel Dreft erbij. Meer niet. Alles in een sprayflesje dat ik schud voor gebruik. Een doek geweven van de fijnste vezels dat ik hier speciaal voor kocht, benevel ik met mijn oplossing. Tegen de klok in, van buiten naar binnen, veeg ik dan, zacht, alle storende stofdeeltjes de groeven van mijn platen uit. Onder strijkend lamplicht keur ik mijn werk. Ik zie het oppervlak streeploos opdrogen. Een enkel achtergebleven stofje hier en daar bezem ik er met een zacht borsteltje nog af. Liefkozend bijna. En dan stop ik ze weer in hun veilige hoezen. Het ritueel, want dat is het eigenlijk, geeft me een fijne soort voldoening. Iets met zorg doen, is voor mij ook onderhoud van mijn geest. Ik kan weer even kraakhelder en streeploos denken.

Substantie

Hoe vast is mijn vorm eigenlijk? Hoe los of vast zou mijn vorm moeten zijn? Het zijn vragen die de laatste tijd vaak door mijn hoofd gaan. De achterliggende gedachte is dat ik graag trouw wil blijven aan mezelf, maar dat ik dit tegelijkertijd ook mijn geliefde toewens. We praten er ook vaak over met elkaar. We vinden allebei dat het belangrijk is om niet te vervormen voor de ander. We willen elkaar graag laten zoals we zijn, maar kan dat eigenlijk wel? Hoort een beetje van jezelf opofferen voor de ander ook niet gewoon bij een liefdesrelatie? Een beetje dus, niet alles. Het gaat toch om het vinden van een evenwicht en het respecteren van elkaars grenzen?

Ik denk dus dat je vorm wordt bepaald door je grenzen en de krachten die daarop worden uitgeoefend. En misschien is het woordje “vorm” ook wel teveel bepalend in de perceptie van de vastheid ervan. Bij “vorm” denk ik teveel aan een bepaalde mate van consistentie. Een vloeistof wordt flesvormig door de fles. Te vloeibaar zijn maakt dat je te snel de vorm aanneemt van datgene dat je inperkt. Terug naar de mate van consistentie van je “vorm”: die is niet homogeen. Ik ben gedeeltelijk als een vloeistof, en gedeeltelijk als de fles.

Liefde gaat dan eigenlijk over toelaten dat je in elkaar over gaat. Toelaten dat je een beetje vervormt. Je er bewust van zijn dat de ander ook een beetje jouw vorm zal gaan aannemen. En daartegen hoef je niet per se te verzetten. Dat is gewoon ook niet zwart-wit. Je biedt een bepaalde mate van weerstand tegen vervorming of je geeft een bepaalde mate van vertrouwen in de vorm van de ander zodat je je daaraan in een bepaalde mate kunt overgeven. Liefde gaat over balanceren tussen vorm geven en vorm aannemen. Tussen kracht en overgave. Tussen het zijn van de rots of het zijn van de branding. Je vorm is vast en los. Vorm deugt wat mij betreft dus niet als term. De vorm is ook niet de essentie. Er is een woord dat beter past: substantie.

Niet af, maar naakt

Een mens is gewoon nooit af. Je leven is nooit af. Je sterft zoals je dan bent. Zo zie ik dit althans. Een heel leven wijden aan vervolmaking van jezelf voelt voor mij dus als zinloos.

Ooit las ik ergens dat je als peuter al begint jezelf te plamuren met laagjes gedrag die afwijzing door anderen moeten voorkomen. Ergens halverwege mijn leven ben ik begonnen die lagen plamuur er weer af te beitelen. In een poging mijzelf weer te “normaliseren” tot mijn essentie. Een poging om mijn pure kern weer bloot te leggen.

Misschien is dat wel het doel van een mensenleven: de wederblootlegging van jezelf. Een mens komt naakt ter wereld en moet die ook weer naakt verlaten. Niet af, maar naakt.

Leeftijd

Instanties moeten van alles van hem
weten zoals geslacht en leeftijd
de antwoorden staan alvast
streng opgesomd in een harnas
dat niemand precies past

Leeftijd is meer dan alleen de tijd
die verstreek sinds je begon
we lijken immers des te liever
te leven als we even kunnen vergeten
wat tijd ook weer was

Over duister krakend ijs scheert
de schaatser gebogen langs
een kille kraag van morsdood gras
zich een weg banend met ijzeren
wil om nú te voelen dat hij leeft

Wat het is

Het is inmiddels een vaste lijfspreuk van me geworden: “het is wat het is”. Gedurende het leven houdt veel mensen deze vraag bezig: “ben ik wie ik ben?”. Die vraag lijkt te overlappen met mijn lijfspreuk. Betekent het misschien dat we helemaal niet hoeven te zoeken naar onze identiteit? Zijn we al automatisch wie we zijn? Ubuntu zegt ons nog dat we “door anderen zijn”, dus we zijn ook hoe we door anderen worden waargenomen. Die filosofie is ook nog eens wederkerig. Misschien moet je dus gewoon eens door de ogen van je naasten naar jezelf kijken om een deel van jezelf te zien. En laatst ving ik een gesprek op over projecties. Mensen blijken vooral eigen eigenschappen op anderen te projecteren. We zijn wat we projecteren. En ten slotte ben je nog wat je eet. Kortom: zoek jezelf in anderen en wat jij op ze projecteert terwijl je eet waar je zin in hebt. Zou het zo simpel zijn? Mijn leven is me te kort om me daar te druk over te maken. Ik leef nu, en nog niet weten wie ik ben is ook maar wat het is.