kalmte

De werkplaats in mijn hoofd

In mijn werkplaats ruikt het naar soldeertin, verf en vet. Dat moet. En naar hout, want er liggen geschaafde krullen op de vloer. De werkbank is robuust en uitgerust met een goed gesmeerde bankschroef en een boortafel.

De muur erachter is bekleed met houten platen die ooit deel uit maakten van een omheining van een bouwplaats in een stad. Er zitten nog verbleekte blauwe verfstreken uit een spuitbus op. Boven mijn werkbank zijn talloze spijkers in die platen geslagen, waaraan hamers, zagen, vijlen en andere werktuigen op hun vaste plekken voor het grijpen hangen.

Daarboven, bijna reikend tot aan het plafond, liggen drie ruime planken, elk gedragen door vier zware, gegalvaniseerde beugels. Op de planken staan vettige glazen potten, roestige blikken en rammelende bakken vol dingen die nog van pas komen. Je weet maar nooit.

Er staat een hand vol projecten in mijn werkplaats. Een stoel dat nog een laagje verf moet. Een platenspeler met doffe kap. Een lamp zonder snoer. Een vogelhuisje zonder dak. Projecten die ooit nog af moeten maar niet per se vandaag of morgen. Nu heb ik hier een oneindige voorraad morgens, maar waar het natuurlijk allemaal om draait is ontsnapping aan alle gekte en even tijd voor mezelf.

Niks

Het is niet dat er niks in mijn leven gebeurt. In tegendeel eigenlijk. Er gebeurt van alles. Ik voel me door het leven toegelachen en de wind staat voelbaar in mijn rug. Misschien gaat het gewoon te goed met me. Misschien schrijf ik daarom nagenoeg niks. Als ik ergens mee zit, dan zoek ik mijn troost in woorden. Uit zorgeloosheid haal ik blijkbaar geen inspiratie. Zorgen trekken me naar binnen en laten me worstelen met zware woorden. Zonder noemenswaardige zorgen is die lust om met woorden te strijden er dus niet. Mijn gedachten zijn een kalme oceaan. Ik dein op en neer op rustige golven. Er is werkelijk niks waar ik me zorgen over maak. Niks. Misschien zou ik me dáár zorgen over moeten maken.

Toeverlaat

Vandaag klampte hij me ineens aan. Een oude vriend. Want dat is hij eigenlijk. Hij is zwaar op de hand, maar dat hoort bij hem. Ons contact is altijd intens. Als geen ander is hij in staat om me te herinneren aan mijn kwetsbaarheid. Hij is mijn duistere kant. Hij is mijn angst en mijn haat. Hij is puur en oprecht. Nooit zal hij tegen mij liegen. Daartoe is hij eenvoudig niet in staat. Daarom vertrouw ik hem blindelings. In mijn meest angstige en eenzame momenten is juist hij me tot steun. Mijn toeverlaat voor mijn diepste gedachten. Hij waakt over me. Houdt me in evenwicht. Samen doorstonden we orkanen. Hij zorgde dat we in het hart ervan bleven. In de serene kalmte van de kern. Tot de storm voorbij was.

Weer

Een stad is op haar mooist bij de dageraad op de eerste dag van het voorjaar. Als de straten nog slapen. Als de pleinen nog verlaten zijn. Als je eigen voetstappen overal om je heen weerklinken. Alleen die van jou. Mijn eigen voetstappen deden bij het grote, door kale bomen omringde plein verderop ineens een kliekje stadsduiven opschrikken.

Met hun panische gefladder verstoorden ze de stilte rond het plein. Alsof iemand een handvol kiezelstenen in een rimpelloos meertje wierp. Tijdelijk is er eventjes een beetje chaos, maar het dempt snel uit zodat het oppervlak van het meer weer helemaal glad wordt.

Zo ging het ook op mijn plein. Het chaotische geklapwiek van de duivenvleugels ebde langzaam weg. En terwijl ik daarnaar luisterde zag ik de grijsaard. Hij lag midden op het plein, op zijn rug. Hij lag er heel vredig en keurig bij. Voeten recht naast elkaar, armen langs zijn lichaam. Alsof hij daar lag opgebaard. Zijn ogen waren gesloten en zijn gezicht zag zo grauw als de straatstenen zelf.

Ik versnelde meteen mijn pas en even later rende ik. Bij de man aangekomen hurkte ik neer en raakte zijn hals aan. Warmte! De man opende meteen zijn ogen en staarde verwonderd naar een punt ver boven hem. “Ben ik weer?”, vroeg hij toen verbaasd. “Nee, hoor, u bent nog steeds”, zei ik, eveneens verbaasd. Maar de man leek me niet te horen. “Ik bén weer”, zei hij. Toen keek hij mij recht aan. Ik keek in een onmetelijke diepte en voelde het hele universum. Het duurde maar een tel, maar ik voelde alles.

Het was zo overweldigend dat het me duizelde. In de volgende tel stond alles stil. Alleen mijn eigen hart klopte nog. Het sloeg één oorverdovende slag. Bij de volgende hartslag werd ik weer terug gezogen in het nu. Het gaf me het gevoel dat ik van grote hoogte op de aarde af suisde. Ik kneep mijn ogen dicht omdat ik bang was dat ik te pletter zou slaan.

De oude man sprak weer, maar het klonk van heel ver: “altijd…”. Ik moest mijn oren spitsen om hem te verstaan, want ik wilde niets liever dan dat. Zijn stem werd steeds zachter alsof het verwaaide: “ben ik…”. De sensatie te vallen hield plotseling op. Ik opende voorzichtig mijn ogen. Ik zat nog steeds op mijn hurken, precies midden op het plein. Voor me zag ik de lange, brede winkelstraat die op het plein uitkwam. De goudgele gloed van de net opkomende zon werd precies op dat moment zichtbaar op de plek waar de straat in de verte verdween.

De stad ontwaakte langzaam. Ook de wind ontwaakte en ruiste zachtjes, haast aarzelend door de bomen. En in het geruis hoorde ik weer de stem van de grijsaard. Het klonk als een diepe zucht. Ik keek naar de plek waar ik de grijsaard had aangetroffen. Niemand. Verwonderd keek ik om me heen, maar ik voelde dat ik de oude man nergens zou zien, dus ik richtte mijn blik weer naar het oosten. De zon schonk me de eerste warme straal van de dag. Een warme en onstuimige windvlaag kwam me van opzij tegemoet en deed de bomen vol verwachting ruisen. Er doorheen klonk fluisterzacht maar duidelijk, de stem van de oeroude man: “…weer!”.

Grote Lijnen

Denk grof
Alleen grote lijnen
Overzichtelijk
Laat de details maar
Sla alles plat
Alleen de essentie
Grote lijnen
Af op het doel
Rustige grote lijnen
Verfijning is verkleining
Vervelende verfijning
Wriemelende details
Problemen problemen
Gezeik en gezeur
Stil!
Het doet er niet toe
Zie het grote plaatje
De wereld moet plat
Simpel en eenvoudig
Kalme grote lijnen
Geen geneuzel
Geen gedoe
Mijn hemel

foto door Daphne Nankman