Persoonlijk

Mijtijd

In de drukke hectiek van het gezinsleven groeit mijn behoefte aan tijd voor mezelf: mijtijd. Als ik weer eens gek dreig te worden van alle drukte om me heen, krijg ik last van uitvalgedrag. Ik val dan zomaar ineens uit. Naar mijn kinderen bijvoorbeeld. Ik kan sowieso slecht tegen druk gekrakeel om me heen. Ik word er ontzettend kriegel van. Als ik aan mijn tax zit van wat ik kan hebben (en dat is niet bijster veel), dan dreigt er bij mij ontploffingsgevaar. Ik weet het van mezelf. Er helpt dan maar één ding: rust aan mijn kop. Mijn mijtijd heb ik nodig om weer op te laden. Mijtijd is een momentje die van mij is. Vaak is dat een stevige wandeling, maar een bankje in het zonnetje met een boek is ook heel fijn.

Ik probeer ook dagelijks meerdere keren te mediteren, want dat helpt verbazend goed. Deze vind ik zelf nog heel onwennig. Ik vind het heel gek om te zeggen dat ik even ga mediteren met de vraag erbij of ze me even een kwartiertje niet willen storen. Tot nog toe mediteer ik heimelijk. Bijvoorbeeld als iedereen op de bank voor de buis hangt. Dan lig ik in de slaapkamer op de grond met mijn oordopjes in, luisterend naar kalmerende klanken van klankschaaltjes, rustig kabbelende beekjes en dolfijnen. Ik gebruik daarvoor de app “Insight Timer“, wat mij betreft een aanrader.

En omdat ik ook behoefte had aan een vaste avond voor mezelf, heb ik vorige week een eerste proefles boogschieten gehad. Het was buiten, op een klein veldje vlak langs de spoorlijn. Een klein groepje boogschutters komt daar wekelijks trainen. Fantastisch om naar te kijken. Vooral dat moment van kalmte en concentratie – heel zen – voordat ze de pijl laten vliegen vond ik prachtig. Nooit misten ze hun doel. Zelfs als die 45 meter van hen af stond. Zelf mocht ik eerst maar eens mikken op een blazoen op 10 meter afstand. En dat ging best goed. De trainer vond mijn houding al vrij goed. Na een paar keer kreeg ik de slag al aardig te pakken. Ik ben dan ook een geboren boogschieter. Blijkbaar stonden de sterren op de dag van mijn geboorte gunstig. Dus dat boogschieten is wel wat voor me. Een prima besteding van mijtijd.

Was ik maar minder slim

Eigenlijk is bijna iedere mens begaafd, want het spectrum loopt van zwak (gek genoeg niet “laag”) tot hoog begaafd. De norm voor begaafdheid ligt ook netjes in het midden natuurlijk. De gemiddelde mens is normaal gesproken dus gemiddeld begaafd met een IQ van ergens rond de 100.

Als je een IQ hebt van 130 of hoger, dan val je in de categorie “hoogbegaafd”. Je bevindt je dan in een selecte groep van de bevolking. Ongeveer 2% van de bevolking heeft een IQ van 130 of meer. Een klein deel van die groep heeft een IQ van 145 of hoger. Dan ben je zeer hoog begaafd of in heel extreme gevallen exceptioneel begaafd (een IQ van 160+). Een nogal twijfelachtige eer, want als je als kind in die categorie valt, zijn er maar weinig scholen die jou passend onderwijs kunnen bieden.

Dit gebrek aan passend onderwijs ondervinden wij nu met onze zoon. De vent is nog maar net 8 jaar, en zit nu in groep zes. Qua leeftijd hoort hij thuis in groep 4, maar omdat hij nogal snel van begrip is, is hij erg snel klaar met de standaard lesstof die de basisschool waar hij nu zit hem toedient, en vliegt hij letterlijk door de groepen. Zijn honger naar nieuwe kennis en mentale uitdaging is schijnbaar onverzadigbaar. Als hij zo door gaat zit hij met 10 jaar in de brugklas. Zelf vindt hij dit heel stoer, maar het is verre van wenselijk.

Op de huidige school wordt hij niet goed begeleid. Het lastige met zeer hoogbegaafde kinderen is dat alle kennis en inzicht ze letterlijk komt aanwaaien. Ze weten meestal niet goed hoe het is om ergens moeite voor te doen. Moeite om zich iets eigen te maken. Het lijkt tegenstrijdig, maar deze kinderen kunnen daardoor een angst om te falen ontwikkelen. Daardoor gaan ze echte uitdagingen uit de weg. Of ze gaan “ondercompenseren” om lekker in hun comfortzone te kunnen blijven. Zonde van al dat talent!

We zien dat de leerkracht van onze zoon onvoldoende in staat is om hem te begeleiden, ondanks, maar misschien ook wel juist dankzij haar ruime ervaring. We zien dat ze de behoefte van onze zoon onvoldoende begrijpt. Ze probeert hem in een “keurslijf” te passen waarin hij zich niet kan vinden. Hij verzet zich en raakt meer en meer gefrustreerd. Het ventje heeft echter nog wel de emotionele intelligentie van een kind van 8, en weet zich daardoor geen raad met zijn emoties. Dit uit zich dan in dwarsliggen en steeds vaker woede. Ons ventje dreigt gierend vast te lopen op deze school. De situatie is eigenlijk niet meer houdbaar.

Het verdrietige aan dit alles is dat onze kleine vent met veel te zware gedachten voor een achtjarige rond loopt. Hij vindt het heel erg dat hij steeds zo boos wordt. Het liefst zou hij “minder slim” zijn, zoals hij zelf zegt, want dan is school tenminste wel leuk. Hij voelt dus heel goed aan dat hij afwijkt, terwijl hij er gewoon bij wil horen. Er is een speciale afspraak met hem dat hij uit de klas mag gaan als hij merkt dat hij boos wordt of gefrustreerd raakt. Maar dat doet hij niet omdat dat voor hem bevestigt dat hij afwijkt. Zelf zegt hij dat zijn hoofd hem vast houdt op zijn stoel. Hij voelt zich vaak doodongelukkig en wil vaak niet eens meer naar school. Dit doet pijn, veel pijn. Het is verschrikkelijk om je kind op die leeftijd al met zijn ziel onder zijn arm te zien lopen.

Dit alles is eigenlijk niet iets dat ik de school en zijn leerkracht kwalijk kan nemen. Een basisschool krijg hooguit eens in de 10 jaar te maken met een zeer hoogbegaafde leerling. Je kunt van de doorsnee basisschool in alle redelijkheid niet verwachten dat ze daar passend onderwijs aan kunnen bieden. Gelukkig zijn er ook scholen die zich in de begeleiding van hoogbegaafde kinderen hebben gespecialiseerd. Het zal je niet verbazen dat er van dergelijke scholen niet zoveel zijn in Nederland. En die scholen die er in onze omgeving zijn, hebben een wachtlijst.

Mijn vrouw – de beste moeder die onze kinderen zich maar kunnen wensen – en ik zetten alles op alles om ervoor te zorgen dat ons ventje de begeleiding gaat krijgen die hij zo hard nodig heeft. Het staat als een paal boven water dat hij van deze school af moet. Gelukkig is het al bijna zomervakantie. We slepen ons voort op ons tandvlees. Aan de horizon gloort wel een sprankje zonlicht. Er is hoop op de vorming van een nieuwe “kwadraatgroep” op een speciale school niet al te ver uit onze buurt. Dat zou toch zo verschrikkelijk fijn zijn. De brenger van dat goede nieuws kan rekenen op een geweldige knuffel. Bij voorbaat excuses voor het nat huilen van uw schouder.

X-Collega

Natuurlijk was de zomervakantie dit jaar al weer veel te kort. Dat is altijd zo. Ik donderde er wel hals-over-kop in, en meteen erna kon ik op vol vermogen doorgaan waar ik mee bezig was. Dat was níet altijd zo, maar schijnt vandaag de dag normaal te zijn. Misschien komt dat wel door het Nieuwe Werken. Ik werk al jaren nieuw.

X-werken heet dat bij Enexis. De X is een soort lievelingsletter van Enexis. X staat voor doorkruising, kruisverbanden en kruisbestuiving. X-werken betekent dat werk- en privé-zaken elkaar gedurende de dag doorkruisen. Je doet ze gewoon op de momenten die voor jou handig uitkomen. Door elkaar en tegelijk. De grens tussen werk en privé is daardoor vervaagd. Eigenlijk zou het X-leven moeten heten.

In de zomervakantie ga ik trouwens wel zoveel mogelijk “offline”. Alleen whatsapp en een beetje facebook om de beleefde belevenissen met familie, vrienden en bevriende collega’s te delen. En als je na de vakantie dan weer helemaal online gaat, word je dus meteen bedolven onder een tsunami van e-mail. Nadat ik mijn telefoon weer online had gezet stond ‘ie binnen enkele minuten bol van de ongelezen berichtjes. En het eerste berichtje dat ik las ging toevallig over een interessante vacature.

Eigenlijk was ik nog niet direct op zoek naar een andere baan. Wel vond ik het in mijn huidige baan wel steeds moeilijker worden om werk en privé in balans te houden. Maar ineens lag daar die vacature. Om een lang verhaal kort te maken: ik solliciteerde en 3 gesprekken later had ik de baan. Gedurende die periode, het duurde nog geen 3 weken, liep ik dus bij Enexis rond met een geheim. Een soort zakelijk vreemd gaan. Ik wist dat ik al bezig was met het nemen van afscheid. Tegelijkertijd moest ik nog wel even de schijn ophouden dat ik dat niet ging doen, totdat ik een aanbod had ontvangen van mijn nieuwe werkgever, en deze had aangenomen. Dat gaf me geen goed gevoel.

Het nemen van het besluit voelde als een grote opluchting. Ik belde gelijk de baas om hem op de hoogte te brengen van mijn voorgenomen “X-it” (spreek uit: exit) bij Enexis. Die baas is een bijzondere persoon. Een echte bezielende leider die voor zijn mensen staat. Ik heb een heel goede relatie met hem opgebouwd. Een relatie die is gebaseerd op wederzijds respect en vertrouwen. Het gesprekje waarin ik hem over mijn vertrek ging vertellen had ik al honderdduizend keer in mijn hoofd afgespeeld. Ik ging hem in de steek laten, en dat kun je op geen enkele manier luchtig brengen.

Al meteen na mijn begroeting – “Hee, met Mark” – hoorde ik al aan zijn ademhaling dat hij aanvoelde dat ik iets belangrijks ging zeggen. Ik begon met “Eh”, waarop minstens 3 seconden stilte volgde. En toen zei ik het maar gewoon: “Ik ga weg bij Enexis”. Aan de andere kant van de lijn bleef het even stil, maar toen kwam een begripvolle reactie. Natuurlijk was het voor hem slecht nieuws, maar hij zette het meteen om in iets positiefs. Hij zag voordelen in de nadelen, iets dat mijn baas sterk kenmerkt. Nog meer respect.

De volgende dag diende ik mijn ontslagbrief in. Vanaf dat moment resteerden mij nog een dikke 2 maanden bij Enexis. Twee maanden waarin ik nog even al mijn projecten moest afronden en mijn werk moest overdragen. Het was een soort eindsprint. En nu zijn die twee maanden ineens om. Plotseling is het einde van een tijdperk daar. Op de laatste dag van november lever ik nog mijn spullen in, en dan ben ik onvermijdelijk een X-collega.

Maar de eerste dag van december is ook de eerste werkdag bij mijn nieuwe werkgever. De baas is niet nieuw, want die heb ik maar gewoon meegenomen 😉

Good to greater

Gisteren ondergingen mijn collega’s en ik een teaminterventie onder de titel “From good to greater”. Ons gedrag moest worden bijgesteld. Niet dat we verkeerd bezig waren, daar niet van. We gedragen ons al good. Maar het kan greater. En om greater te zijn, moeten we meer samenwerken en dus meer verbinden.

Daarom moesten we (als onderdeel) met ons 15-en op een vel plastic van 1 bij anderhalve meter gaan staan en ons inleven dat we op een reddingsvlot stonden, midden op een stuk zee vol hongerige haaien. Helaas was het vlot op zijn kop in het water gekomen en stonden wij dus op de onderkant van het ding. Alle spullen zoals medicijnen, water en dergelijke bevonden zich dus onder onze voeten. Aan ons de schone taak om het vlot om te keren zonder dat er iemand naar de haaien ging, en graag snel een beetje.

Daar stonden we dan ineens oncomfortabel dicht op elkaar (letterlijk een groepsknuffel) en moest er een strategie worden verzonnen om het vlot te keren zonder de haaien te voeren. Om een lang verhaal kort te maken kan ik melden dat we met z’n allen door de haaien zijn opgevreten. Positief was dat we daarvoor wel kalm bleven en snel tot een door ons allen gedragen plan kwamen en daarop acteerden. Het leiderschap werd geprezen door de cursusleiders. Dat het plan mislukte is bijzaak.

Dus als team hadden we iets dergelijks kunnen overleven als we greater waren geweest. Om greater te worden moeten we ons ook veiliger voelen om elkaar aan te spreken op dingen die beter kunnen. Dus we gingen oefenen in het geven van positieve feedback. Dat doe je bij voorkeur met een snufje zout. Ongezouten opmerkingen schrikken af en vergroten afstanden tot elkaar. Niet goed voor de verbinding dus. Ik heb nu dus altijd een zoutvaatje in mijn tas zitten.

Tot slot werd mij en mijn collega’s gevraagd om eens op te schrijven wat je aan je eigen gedrag zou willen veranderen (wat ga je anders doen, waar stop je mee) en wat jij voor je collega’s wil gaan betekenen. Een ik-plan om van good naar greater te komen.

Nu praat ik nogal veel en ben, als ik er al ben, altijd sterk aanwezig. Als ik praat luister ik niet, en als ik luister dan denk ik te hard. Dit heeft te maken met de afmetingen van mijn ego, een groot zelfvertrouwen en een te vol hoofd. Gek genoeg gaf niemand mij gisteren dat als feedback. Misschien durven ze niet, of denken ze dat ik toch niet luister. Op zichzelf vormt dat voor mij al feedback. Lijfelijk bereikbaar zijn voor mijn directe collega’s is voor mij een grote uitdaging, want zij zitten allemaal in Den Bosch en ik woon met mijn gezin in Dwingeloo. Mijn ik-plan is daarom als volgt:

Mijn Ik-plan:
Ik ga actiever luisteren. Vooraf even mediteren om het hoofd te legen.
Ik ga meer vertellen, maar minder praten.
Ik ga mijn aanwezigheid verkleinen terwijl ik mijn aanwezigheid maximaliseer (minder op de voorgrond, beter bereikbaar).
Ik ga me nog meer openstellen voor de meningen van mijn collega’s. Ze mogen zelfs het geven van feedback op een ander, oefenen bij mij.

Lief Temperamentje

Felle, blauw ogen
vol vuur en verontwaardiging
kijken vanonder de mooiste wimpers
woedend naar me op
Mijn lief temperamentje
is weer eens boos op me

Haar zachte gezichtje
staat op ontploffen
Van aangedaan onrecht
pruilt haar kleine mondje
Mijn lief temperamentje
kan me weer niet uitstaan

Ze gromt gevaarlijk
Slaat haar kleine armpjes
dreigend over elkaar
Nog even en ze spat uiteen
Mijn lief temperamentje
schopt me bij kans naar de maan

Ze perst kokende tranen
uit haar ziedende oogjes
als blikken konden doden
vertelde ik het nu niet na
Mijn lief temperamentje
komt stampend op me af

Haar fantastische ego
tegenover die van mij
Weerloos als ik ben
spreid ik vertederd mijn armen
Mijn lief temperamentje
stort zich er snikkend in

en toch, ik blog

Eigenlijk kost het teveel tijd. Tijd die ik niet heb. Maar het is wel een fijne hobby. “Uit blognood klad ik verwoede noten op mijn blok” was ooit de ondertitel van mijn blog. Het klopt nog steeds, want ik móet gewoon af en toe even bloggen. Gewoon even lekker mopperen, oreren, pronken of filosoferen. Vurig hopend op lof, en anders maar kritiek. Ik kwispel sowieso.

Ik ben een orgeldraaier op een plein vol met andere orgeldraaiers. Allemaal op hun eigen vaste stekkie. Al wat je hoort is een bonte kakofonie. Maar hier en daar springt er altijd iets uit. Iets waar ik blij van wordt. Of iets dat me ontroert. Dan zet ik mijn orgeltje uit en laat ik me even meevoeren op de noten van een ander.

Schrijven doet bovendien beklijven. Al bloggende ordent mijn hoofd zich. Het verwoorden van gedachten, ook al zijn het spinsels, heeft een heilzame werking op me. Humeuren klaren ervan op. Innerlijke stormen worden kalm.

Maar waarom denk ik dan toch zo vaak dat ik ermee zou moeten stoppen? De laatste tijd ontbreekt me eenvoudig de lust. Mijn blognood is uitgeblust. Natuurlijk heb ik dat vaker, maar dat is meestal in de periode dat ik eigenlijk winterslaap zou moeten houden. Het is verdorie nog hartje zomer, maar maak dat al die boleten die nu al in het bos staan maar eens wijs.

En eigenlijk kost mijn hobby (of is het toch een obsessie?) wel veel tijd. Niet zelden zit ik tot in de late uren te rammelen op de knoppen. Wetende dat ik er beter aan doe te gaan slapen. Wetende dat ik er morgen echt weer vroeg uit moet. Wetende dat het stukje echt niet per se vanavond nog af moet. Ik weet dat allemaal heel goed, en toch…

Hapsnap

Soms moet je wel eens even weer aan je beide oren naar de aarde terug getrokken worden. Een collega deed dit laatst eens eventjes voor me. Zonder zich daar echt van bewust te zijn denk ik. Moest ik ook maar niet naar zijn mening vragen natuurlijk.

“Ik vind het wel een beetje hapsnap over komen eigenlijk”, zei hij. Hij vond het een beetje willekeurig dus, en een beetje zonder lijn ook. Ik stond meteen weer met mijn beide poten op de aardkloot.

Als je ook zo hoog in de atmosfeer zit met je kop, adem je ook hele ijle lucht in. Dat is ook niet bevordelijk voor de helderheid van je gedachten. Je verliest blijkbaar ook het vermogen om een lijn te volgen. Benevelde (lees: “bezopen”) mensen kunnen geen rechte lijn volgen, maar tenminste nog wel een een slingerende lijn. Maar als je hersenen te lang te arme zuurstof krijgen, dan kun je helemaal geen lijn meer volgen. Volkomen logisch eigenlijk. 

En toen ik dus weer op de grond stond, kregen mijn hersenen weer rijke zuurstof toegediend. Alle gevoel voor lijnen, vooral rechte, kwam meteen weer terug. De reactie die ik op dat moment had willen geven op het commentaar van mijn collega was dan ook nogal onwillekeurig en nogal rechtlijnig: 

“Hapsnap? Man, weet je wel wat dat überhaupt betekent? Dat jij er geen lijn in ziet betekent niet dat die er niet is, maar alleen dat jij hem niet zien kan!”

Maar wat ik wel zei was dit: “Dat vind ik een goed signaal, waarom vind je dat precies?”.

Goed hè? Alleen de allerkoelbloedigsten kunnen dat.

Op rolletjes fitter én gelukkiger worden

Het moet nu toch echt maar eens: meer bewegen en minder en vooral gezonder snoepen. Mijn snelle metabolisme stelde mij altijd in staat om te vreten wat ik wilde zonder er dik van te worden. Die snelheid is echter blijkbaar tanende, want er zet zich nu toch echt een vetrolletje af rond mijn middel.

Ik maak me nog verre van zorgen hoor. Laatst liep ik in het zwembad met de kinderen, en merkte op dat ik relatief nog broodmager ben. Mijn buikje stelt nog niks voor, maar daarin schuilt een valkuil. Relativeren is een beetje als je kop in het zand steken. Het gaat hier niet om andermans vet, maar mijn vet. En mijn vet zit me in de weg. Mijn conditie laat bovendien ook te wensen over. 

Dus er is een zekere wil tot gezonde beweging. Nu heb ik echter door veel te fanatiek squashen en verkeerd joggen in het verleden het kraakbeen in mijn kniegewrichten nogal uitgehold, dus lekker joggen in de buitenlucht zit er voor mij niet in. Ik kan natuurlijk gaan fitnessen, maar dat voelt zo zinloos. Iets in dat bewegen zonder je te verplaatsen staat me enorm tegen. Ik wil sport en plezier bij elkaar houden. Zonder plezier ga ik het dus never nooit niet volhouden.

Jaren geleden kocht ik (na lang mijmeren) een paar inline skates. Ik deed zelfs een skate clinic om met voeten op rolletjes veilig te kunnen deelnemen aan het verkeer. Al met al heb ik er misschien 25 keer op gereden. Vraag mijn vrouw maar niet naar haar mening over de aanschaf ervan destijds. Diezelfde skates heb ik desalniettemin maar eens weer van zolder gehaald en voorzien van mooie, nieuwe, soepele wieltjes. Het is dus mijn bedoeling om, in plaats van hollen, te gaan rollen. Op rolletjes fitter worden dus. 

Gisteren heb ik met mijn kinderen een paar rondjes om het huizenblok aan de overkant gemaakt. De nieuwe wieltjes voelden zalig. En ik kende de kneepjes nog prima. Met kalme slagen zoefde ik zachtjes en geroutineerd over de klinkertjes van de straat. Mijn vier kinderen ratelden op hun speelgoed-skates op verschillende afstanden achter mij aan.

Af en toe stopte ik om de kinderen de kans te geven om bij te blijven, en om hun schaatshouding te corrigeren. “Door de knieën en kont naar achteren, alsof je moet poepen!”, riep ik. En het sorteerde resultaat. Ze kregen allemaal de slag te pakken en willen voor hun verjaardag ook échte skates. Ik genoot dus met enorme teugen. Mijn nieuwe wieltjes hebben zich nu al terug betaald in geluk. 

Infologie

Als iemand, bijvoorbeeld op een nieuwjaarsborrel, mij vraagt wat voor werk ik doe, dan zal ik argeloos antwoorden met: “ik zit in de ICT”. Daarmee doe ik bij volle bewustzijn gruwelijk afbreuk aan mijn beroep. Een vak waarvoor ik jaren heb gestudeerd en intussen al zo’n 20 jaar doe. 

Ik had ook “ik ben informaticus” kunnen zeggen, maar iets weerhoudt mij. Misschien is het bescheidenheid, maar waarschijnlijk is het gelatenheid. Gelatenheid over het feit dat aan informatica het stigma kleeft van brildragende bleekneuzen met vierkante ogen. Dus zeg ik altijd maar gelaten dat ik in de ICT zit.

Een meubelmaker zal niet zeggen: “ik zit in de meubelmakerij”. Nee, hij zal trots zeggen dat hij meubelmaker is. En daarop volgt een leuk gesprek over meubels en materialen. Mensen hebben een soort zwak voor ambachtelijke beroepen (ikzelf ook), dus daar kan ik niet tegenop. Mijn beroep is niet ambachtelijk, dus als ik zeg: “ik ben ICT-er”, krijg ik daarop vrijwel altijd een reactie zoals: “o, dan weet je vast veel van computers”,  waarop met een snelle blik de bleekheid van mijn neus wordt geverifieerd en het gesprek stopt. Mijn vak spreekt niet tot de verbeelding.

Informatici kunnen buiten hun vakgebied eigenlijk nauwelijks befaamd worden. Natuurkundigen wel. Denk aan Wilhelm Röntgen, Albert Einstein en Niels Bohr) Misschien zit ’t hem dus in “kundige”. Informatiekunde is volgens mij wel een tijdje in zwang geweest, maar heeft het blijkbaar niet overleefd. Niemand bezigt die benaming.

In beroepen die eindigen op “loog”, vind je ook vele beroemdheden. Zoals bioloog (Charles Darwin), archeoloog (Howard Carter), paleontoloog (Mary Anning) en psycholoog (Sigmund Freud).  Misschien helpt het daarom om het vak “informatica” voortaan “infologie” te noemen. Wie er in is afgestudeerd mag zich dan “infoloog” noemen. In het Engels wordt het dan helemaal sexy: infologist.

Ik zie het al voor me:
“Wat doe je voor werk?”
“Ik ben infoloog!”
“O? Wat interessant, daar heb ik nog nooit van gehoord. Wat doe je dan precies als infoloog?”
“Ik breng momenteel de infologie van de energiewereld, nou ja, een deel daarvan, in kaart zodat er een beter inzicht ontstaat in de de dynamiek van algehele infonomie en van de infotopen binnen die wereld.”
“Jeetje, wat gaaf zeg! Dat klinkt erg spannend. Wat ontdek je zoal?”
“Nou, onlangs heb ik binnen zo’n infotoop toevallig een tot nog toe onbekend infonisme ontdekt!”
“Serieus? Gefeliciteerd! Een infonisme, zei je? Eh.. ”
“Infonismen komen voort uit onzuivere algoritmen, en zijn beter bekend als ‘bugs’
“Ah, dus infologen speuren naar bugs?”
“Ach, in het begin van je carrière wel. Mijn ontdekking van laatst was louter toevallig. Ik hou me nu vooral bezig met beleid en strategie ter voorkoming van onzuivere algoritmen binnen de infotopen”

Je begrijpt het, ik verheug me op de komende nieuwjaarsborrels.