OBA

Tegenzitter

Schepen liggen tegen. Dat klopt ook, want schepen liggen in het water. Bezien vanuit een stuurhut, ligt een tegenliggend schip met de boeg in jouw richting. Het woord tegenligger komt uit de scheepvaart en is in onze taal blijven steken. Dat is allemaal leuk en aardig, maar het is niet logisch.

Wij noemen fietsers die in tegengestelde richting fietsen ook “tegenliggers”. Fietsen liggen niet als ze bereden worden. De fietser zelf soms wel, als het een ligfiets betreft. Daar zit dan ook de verwarring. Bij auto’s doen we precies hetzelfde. Het is een warboel.

En als we “tegenligger” zeggen, hebben we het toch eigenlijk over het gedrag van de bestuurder van het voertuig? Een voertuig zelf zit of ligt niet. Ja, wegligging is dan wel een belangrijke eigenschap is van een auto. Maar fietsen hebben geen wegligging. Dat is allemaal verwarrend. Ik wil zo graag duidelijkheid. Een fietser zit op het zadel van de fiets. Ook op een ligfiets is er eigenlijk ook sprake van een zithouding, ook al is het een lage. En ook automobilisten, buschauffeurs en truckchauffeurs zitten achter het stuur.

Dus ik wilde voorstellen om als tegenhanger van de maritieme tegenligger in het verkeer voortaan de term tegenzitter te bezigen. Iedereen voor?

Simon Stevin

Simon Stevin was een Vlaamse natuurkundige, wiskundige en ingenieur. Hij bedacht het decimale breukenstelsel maar ook hoe je vestingen met behulp van toegepaste wiskunde sterker kon maken (De Stercktenbouwing, 1594).

Aan deze man zou het Klokhuis nou eens een aflevering aan moeten wijden. Daar kijkt mijn hele gezin namelijk gretig naar. Dankzij TV-gemist kun je in het weekend een Klokhuismarathon houden, dus wij missen maar weinig afleveringen. Bij mijn weten is Simon Stevin (1548 – 1620) nog niet aan bod geweest.

Het zou heel goed passen in de serie over de Nederlandse geschiedenis, want hij was een belangrijke grondlegger van het wetenschappelijke en technische Nederlands. Dankzij Stevin hebben we Nederlandse woorden voor Grieks-Latijnse termen, zoals bijvoorbeeld wiskunde (mathematica), scheikunde (chemie), loodrecht (perpendiculair), middellijn (diameter), rede (ration) en het prachtige “wijsbegeerte” (filosofie).

Stevin was een taalpurist en geloofde zelfs dat Adam en Eva Nederlands moeten hebben gesproken, omdat het een oertaal is met de meeste korte woorden die makkelijk samenstellingen vormen.

In Uytspraeck vande Weerdicheyt der Duytsche Tael, een onderdeel van de Weeghconst, benadrukte hij het belang van de taal waarin wetenschap wordt beoefend. Hij beweerde namelijk dat het Nederlands met zijn eenlettergrepige woorden beter geschikt is voor kennisoverdracht”. 

(bron: wikipedia)

Zou hij talen daadwerkelijk met elkaar hebben vergeleken op aantallen korte woorden? Klinkt absurd en onlogisch, maar Stevin geloofde dit. Stevin was verder een uiterst rationeel mens. Hij geloofde dat alles een logische verklaring heeft: Wonder en is gheen wonder. Vanuit dit motto heeft hij briljante bijdragen aan de wetenschap geleverd. De leukste vind ik zijn Clootcransbewijs (uit De Beghinselen der Weeghconst), waarin hij vanuit het ongerijmde (=absurditeit) de volgende stelling bewijst: 

Twee voorwerpen op een hellend vlak houden elkaar in evenwicht als hun gewichten zich verhouden als de lengte van de vlakken.

Het bewijs gaat als volgt:

  • Stel er is een driehoek met twee niet-gelijke hellingen.
  • We hangen om deze driehoek een kralensnoer (clootcrans) met gelijke kralen op gelijke afstanden.
  • Stel dat het koord gewichtsloos is en alles wrijvingsloos kan bewegen.
  • Het aantal kralen op de linker helling is kleiner dan die op de rechter helling.
  • Als de krachten zich NIET verhouden als de lengte van de helling dan is de kralenketting niet in evenwicht.
  • Het kralensnoer zal gaan bewegen… ófwel linksom, ófwel rechtsom.
  • “De cloten sullen uyt haer selven een eeuwich roersel maken, ’t welck valsch is”.

Stevin gaat er van uit dat iedereen inziet dat zo’n perpetuum mobile niet kán bestaan, en de enig overblijvende mogelijkheid is dus dat de stelling juist is: dat de effectieve kracht van de kralen op de hellingen zich moeten verhouden als de lengte van de (tegenoverliggende) hellingen.

(bron: wikipedia)

“De cloten sullen uyt haer selven een eeuwich roersel maken, ’t welck valsch is”, dat is toch smullen. Simon Stevin is mijn nieuwe Held. Hij heeft heel veel betekend voor de wetenschap en onze geschiedenis. Dus, Klokhuisredactie, op naar Brugge. Zijn standbeeld in Brugge (zijn geboorteplaats) is volkomen terecht. Als ik eens in de buurt ben, zal ik een clootcransje aan zijn bronzen voeten leggen.

Suv gedrag

Voor mensen met zo’n dikke, vette SUV onder hun kont, gelden blijkbaar andere verkeersregels. De voorrangsregels worden bijvoorbeeld gehanteerd vanuit het principe: “mijn auto heeft een veel te lange remweg vanwege het overgewicht, dus ik rem liever niet als het niet echt nodig is”. En op de snelweg schijnen ze met hun vadsige koplampen zo lekker fijn precies in je spiegels als ze aan je bumper kleven.

Bij het parkeren blijkt de vetzucht helemaal duidelijk: ze hebben meestal niet genoeg aan 1 parkeerplaats. Net als dikke mensen in de bus twee stoelen nodig hebben, hebben SUV’s twee P’s nodig. Dit autobesitas is een groeiend probleem voor de maatschappij. Deze vette wagens nodigen uit tot ongezond gedrag bij de berijder en hinderlijk en gevaarlijk gedrag voor medeweggebruikers. 

Eigenlijk is er maar één oplossing: wagenverkleining. Het valt me trouwens ook op dat de berijders van SUV’s opvallend vaak ook nogal overgewichtig zijn. Zouden SUV’s dan extra brede stoelen hebben? Ik vermoed van wel. En de achterbank is natuurlijk vierzits voor hun twee kinderen… Voor een succesvolle wagenverkleining dienen de be- en bijrijders dus waarschijnlijk eerst op dieet te moeten. Ik zie de speciale aanbiedingen al bij de autofabrikanten die hierop slim gaan inspelen: Ruil je SUV in voor een nieuwe Toyota Yaris, en krijg een gratis maagverkleining!

Oh Mark, wat grof. Sorry, ik kon vanochtend mijn eigen bescheiden auto niet parkeren bij de AH omdat er zo’n dikke. asociale, vette SUV op twee P’s stond! En scheef bovendien! Zo, dat is er uit. 

Hoe te poepen

Natuurlijk weet je al lang hoe je moet poepen. Het primaire poepproces is bij iedereen bekend vanaf de geboorte, zullen we maar zeggen. Maar waar menigeen (mijzelf incluis) volgens mij mee worstelt is de poep-etiquette. Wat is nou geaccepteerd gedrag qua poepen in openbare toiletten of toiletten die je deelt met anderen zoals op kantoor, op school, et cetera?

Wat mij betreft is het poepen op een openbaar toilet, bijvoorbeeld bij een tankstation langs de snelweg nog het minste probleem, want daar kom ik alleen vreemden tegen. Dan is het kunnen hebben van schijt aan wat men van je denkt, heel gemakkelijk. Dus dan poep ik vrijwel net zo ontspannen als thuis.

Op kantoor is het anders. Daar kent iedereen elkaar, en maakt het me veel meer uit wat men van mij denkt. Vanuit het perspectief van de toiletgebruiker zie ik twee kanten aan de poep-etiquette:
1. Vanuit de poependen: Wat is netjes poepgedrag?
2. Vanuit degenen die het poepgedrag van anderen waarnemen: Wat is netjes observatiegedrag?

Te beginnen bij het gedrag van de poepende:

Als er anderen in de toiletruimte aanwezig zijn (op slot zittende deuren duiden wellicht op mede-poepers waardoor je gelijk ook waarnemende wordt), dien je er rekening mee te houden dat anderen aanstoot nemen aan jouw geknetter en gesteun. Probeer dus zo geluidloos mogelijk te poepen. Wacht desnoods tot je zeker weet dat je de toiletruimte voor jezelf hebt, voor je gaat persen. Je kunt ook handig gebruik maken van de mogelijkheden om je perswerk te doen op de momenten dat een andere toiletgebruiker doorspoelt of, heel ideaal in mijn optiek, de handendroger aan zet. Als je onverhoopt toch pruttel- en knettergeluiden voortbrengt (wat door de toiletpot en de akoestiek van de toiletruimte erg wordt versterkt), dan dien je je te schamen en moet je je eigenlijk openlijk excuseren via een e-mail naar de hele kantoorvleugel:

“Beste collega, mijn oprechte excuses voor de onbetamelijke geluiden door mij voortgebracht tijdens het poepen. Ik vermoed dat het de bruine bonen waren. Sorry voor de overlast”. Zoiets.

En dan het gedrag van de waarnemende:

Neem aanstoot aan ongegeneerd geknetter en gesteun van een poepende mede-toiletgebruiker. Mocht je deze persoon na dit gedrag uit het toilethokje zien komen, schenk deze dan een afkeurende blik (met gerimpelde neus). Als je weet wie deze onbetamelijke poepert is, spreek er dan achter de rug van diegene om, schande over. Temeer als het een hooggeplaatste collega is. Ik zou zelfs zo ver willen gaan om een bruine lijst te plaatsen op het intranet, waarop alle ongegeneerde poepers met naam en foto komen te staan. Dat zal ze leren om zich zo onbetamelijk te gedragen!

Onzin natuurlijk. Iedereen moet wel eens poepen. Ook je gerespecteerde collega’s. Een toiletruimte is daar voor bedoeld. Heb gewoon lekker schijt aan wat anderen vinden. Pers je drollen er gewoon net zo uit als thuis en voel je opgelucht in plaats van opgelaten.

Smartkid

Waarschuwing: dit verhaal heeft een hoog IT-nerd-gehalte. Je kan nu nog stoppen met lezen!

Wij zijn een door en door beta-familie, dus leerden wij onze zoon, tijdens de zomervakantie vorig jaar (in Zweden, waar anders?), de grondbeginselen van het programmeren. Maar wij hadden natuurlijk geen laptops of zo mee, want zo geeky zijn we dan ook weer niet, dus ging het op ouderwets papier. Ik schreef even een sterk versimpelde versie van de programmeertaal java op, en gaf hem allerlei steeds moeilijker wordende oefeningen die hij op papier kon uitwerken. Hij vond het geweldig en pikte het razendsnel op.  

Nerd junior was ook jarig in de vakantie en hij kreeg tot zijn grote verbazing een heuse smart phone. “Kan ik dan straks mijn eigen apps programmeren, Papa?”, vroeg hij meteen. En tijdens de rest van de vakantie kwamen er talloze prachtige ideeën voor apps, waaronder eentje waarmee hij digitaal kon turven hoeveel Nederlandse auto’s hij zag in Zweden.

Na de vakantie wilde hij natuurlijk meteen in ’t echt programmeren en dan ook gelijk maar apps voor zijn telefoon. Dit vond ik alleen nog een behoorlijke brug te ver, maar ik maakte wel een account voor hem aan op Scratch. Dit is speciaal voor leerlingen van groep 8 ontwikkeld. Het programma moet je vrij letterlijk tekenen en bij elkaar slepen. Hieronder zie je hoe een stukje scratch-programma eruit ziet. 

Na een jaartje scratchen is mijn bolleboosje er aardig op uitgekeken en wilde hij nu toch echt eindelijk eens een app kunnen maken. Dus Papa Nerd ging weer eens rondgooglen en stuitte op Android Script. Hiermee kun je je apps “gewoon” met je telefoon zelf programmeren in javascript. De app stelt je zelfs in staat om vanaf een laptop die via wifi in verbinding staat met je telefoon, de programmaatjes te typen, testen en debuggen op een groter scherm. Helemaal top natuurlijk. Dit heeft hij nu een kleine maand op zijn telefoon, en meneer heeft zijn eerste app al gemaakt: een appje waarmee hij straks in de zomervakantie de tegengekomen Nederlandse auto’s kan tellen. Ik bedoel maar. Wat een heerlijke smartkid. Niet dat ik trots ben of zo, helemaal niet…

Vooroordelen

Vanmiddag stapte er een buitenlands gezin bij mij in de trein. “Is dis train to Arnhem”, vroeg de vader. Ze zagen er voor mij uit als vluchtelingen. Ik kon hun herkomst niet inschatten. Syrië wellicht. Ik veronderstelde meteen dat ze hier verkeerd zaten, want ik zat 1e klas. Op mijn linker schouder verscheen plots mijn goede ik: “Dat is erg snobbig van je!”, zei hij geschokt. Ik had helemaal geen last van ze, maar ik nam aan dat deze mensen zich vast geen 1e klas kaartjes konden veroorloven. Op zich al een nogal ongegronde gedachte, maar het ging nog wat verder dan dat…

Het gezin was zo groot dat ze zich moesten verspreiden door de coupé. Er kwam ook één van hen naast mij zitten. Op dat moment was ik net een berichtje aan het typen op mijn smartphone. De jongen keek dusdanig geïnteresseerd naar mijn telefoon dat ik overwoog om mijn laptop nog maar niet uit mijn tas te trekken. De conducteur zou zo wel komen, dus… Wat dacht ik wel niet? Het viel me erg tegen van mezelf, dus ik dwong mezelf om te doen wat ik altijd doe. De vermeende jonge Syriër naast me keek wel even nieuwsgierig naar mijn schermpje, maar daar bleef het gewoon bij. 

En toen de conductrice uiteindelijk kwam, bleken deze mensen inderdaad in de verkeerde coupé te zitten. “Zie je wel!”, sneerde mijn slechte ik vanaf mijn andere schouder. Ze moesten dus doorlopen en dat deden ze ook heel gedwee. En ik voelde opluchting. Mijn goeie ik gaf me een draai om mijn linker oor en riep terecht: “Je moet je schamen!”. Dat deed ik dus ook. Met een vuurrooie kop gaf ik mijn vervoersbewijs aan de conductrice. Ze keek me bevreemd aan. “U zit gewoon goed hoor meneer”, stelde ze me gerust.   

Eitje voor Otto

Het is vrijdagavond, dus dan doet iedereen boodschappen. Een vrouw slaat zich vlak voor de openende schuifdeuren van de supermarkt plotseling op haar voorhoofd. “Stom!”, roept ze uit, “portemonnee thuis laten liggen”. Ze loopt terug naar de auto en baalt, want ze had een parkeerplaats vlak bij de ingang. Die kwam vrij toen zij kwam aan rijden.

Ze start de motor en rijdt achteruit. Er staat al een roestige, oude VW Golf te wachten. Achter het stuur zit een gast met een zelfvoldane grijns op zijn smoel. De auto is duidelijk veel te klein voor de rare gozer, want hij zit er dubbelgevouwen in. Als de vrouw weg rijdt, parkeert Otto de Magiër zijn aftandse brik snel op haar plekje. 

Nog steeds breed grijnzend vouwt Otto zich uit zijn autootje. Dan beent hij zich met grote passen naar de ingang van de winkel. Eenmaal binnen en door het zwenkhekje, grijpt Otto een mandje en dreunt hardop pratend zijn lijstje op: “grove mosterd, doosje eieren, zakje kaasblokjes en dropjojo’s”. Omdat de mensen hem hier wel vaker zijn inkopen zien doen, kijken ze nauwelijks op.

“Grove mosterd, doosje eieren, zakje kaa…ja! daar liggen de eitjes!”, en Otto legt een sixpack eieren in zijn mandje. En zo doende werkt Otto zijn korte lijstje in luttele minuten af. Bij de kassa legt hij zijn boodschappen 1 voor 1 op de lopende band. De band staat stil, want de klant voor hem is nog bezig met pinnen. Bij de sensor die de band laat doorrollen ligt nog de boodschappenscheider. Otto kijkt verwachtingsvol naar de blozende kassière. Ze weet wat er nu komen gaat en als ze klaar is met het riedeltje “zegeltjes?, air miles?, bonnetje mee?” kijkt ze Otto aan. 

En dan pakt ze de boodschappenscheider waarop de band plotseling begint te lopen. Otto springt quasi-geschrokken in de lucht en roept: “Oh, jij kan zeker toveren!”. De kassière kan er desondanks om lachen. Ze bliept Otto’s boodschappen weg en zegt dan: “Dat is dan 9 euro 60 alstublieft”. Hierop kijkt Otto haar ineens verbaasd aan en roept luid: “Hee, wat heb jij nou achter je oor zitten!”,  en plukt dan een netjes gevouwen tientje achter haar oor vandaan. “Goh, da’s ook toevallig, dat is precies wat ik nodig had! Nou, alsjeblieft, en laat de rest maar zitten!”.

Otto hoeft natuurlijk geen zegeltjes en zo, loopt fluitend naar zijn auto terwijl hij de zak dropjojo’s open trekt, stapt in en rijdt dan helemaal naar de achterkant van de winkel. Er is daar geen uitrit van de parkeerplaats. En alleen de dikke duif op het dak van de winkel ziet hoe het Golfje simpelweg verdwijnt. 

Twee tellen later verschijnt het wagentje weer, bij een stomende en naar zwavel stinkende bron ergens in Ijsland. Otto de Magiër stapt uit. Er hangt een sliert uitgerolde dropjojo uit zijn mond. Dan pakt hij de eieren, doet ze in een plastic tas en hangt deze in het kokend hete water van de bron. Intussen slurpt Otto langzaam de dropsliert naar binnen. En na een minuutje of tien trekt Otto de tas snel uit het hete water, springt weer achter het stuur en is verdwenen. Nog steeds op Ijsland, maar dan midden op de Vatnajökull (Ijsland’s grootste Gletsjer) verschijnt Otto’s Golfje weer. Snel leegt hij de zak met gekookte eieren op het ijs en bedekt ze met een flinke laag ijs. “Ja dat is nog eens schrikken, hè”, zegt Otto. 

Otto opent de pot grove mosterd en het zakje kaasblokjes en legt deze op de motorkap. Dan pelt hij een eitje, wat natuurlijk formidabel goed lukt omdat het zo goed geschrokken is. Otto dipt het lekker royaal in de mosterd en stopt het geheel in zijn mond. Het eitje is nog lekker heet en precies goed! En zo vergaat het ook de andere vijf eieren. En met uitzicht op een lichtjes rokende vulkaan, gaan ook de blokjes kaas gaan met grote klodders mosterd naar binnen. Otto geniet.

Plotseling gaat er een hevige beving door het ijs en er verschijnt een grote scheur die zich in rap tempo uitbreidt, precies in de richting van Otto’s Golfje. Snel springt Otto van zijn motorkap en wil snel instappen. Maar dan glijdt hij uit. Hij kan zich nog net aan de deur vastklampen. Met verbeten gezicht weet hij zich op tijd in de auto te hijsen en weg te fwoepen. 

“Ik ben uitgegleden dokter”, zegt Otto de volgende ochtend bij de huisarts. Mijn hele enkel is dik. “Zo te zien is het behoorlijk verstuikt”, zegt de dokter, “daartegen helpt vooral rust, en je been omhoog”. Otto kijkt beteuterd: “Heb je niet een zalfje tegen de pijn of zo? Want het doet verrekte zeer”. De arts kijkt Otto aan en zegt dan: “Nee, dat is niet nodig. Doe er maar gewoon wat ijs op als het zeer doet. En wisselbaden doen ook wonderen bij verstuikte enkels”. Otto kijkt zijn huisarts meewarig aan. “Juist, ijs en wisselbaden, natuurlijk. Eitje”, mompelt hij. 

 

HET deksel! OK?

Er zal wel weer geen houden aan zijn, maar ik probeer het toch maar. Iedereen (behalve ik, zo lijkt het vanuit mijn perspectief) zegt “DE deksel”. Dat is dus hartstikke fout, want deksel is net zo onzijdig als vulsel, stolsel, versiersel, plaksel, strooisel, voedsel, smeersel en frutsel.

Door de bocht genomen is alles wat eindigt op “sel” onzijdig. Het is eigenlijk wel een grappige taalconstructie. We plakken “sel” achter een vervoeging van een werkwoord om er een zelfstandig naamwoord van te maken. Het gaat vaak om het duiden van het middel om te gebruiken bij de handeling. Om dingen aan elkaar te plakken heb je een middeltje nodig dat plakt: plaksel dus. Een smeersel is een middel om te smeren. Voedsel is een middel dat voedt. Speeksel is een middel dat speekt (wist je vast niet). En een (af)deksel is dus een middel om iets mee af te dekken.

Resultaten van de handelingen eindigen ook dikwijls op “sel”. Het frutsel is het resultaat van gefrut. Het spinsel is het resultaat van gespin. Van zagen komt zaagsel en van mislukking bij het bakken krijg je misbaksels. Versiersel is zelfs zowel middel als resultaat.

En is echt alles wat op “sel” eindigt onzijdig? Nee, oksel is een uitzondering, maar ik heb ook nog nooit gehoord van het werkwoord “okken”. Het zou wat zijn zeg: ik ok, jij okt, wij okken. Alhoewel, ik zie eigenlijk wel een handige betekenis. Ik ok dikwijls ter snelle bevestiging van een snelle vraag via SMS of whatsapp. Dan is HET oksel dus het resultaat van okken: een bevestiging dus.

Maar is het dan nu voor eens en voor altijd duidelijk? Het is HET deksel! Graag even je oksel ter bevestiging.

www.kattenbakschepjes.nl

Internetten is soms bij het griezelige af. Het lijkt eigenlijk altijd precies de juiste website te hebben voor wat ik op een bepaald moment nodig heb. Ik koop vaak online. Helemaal sinds ik op de Drentse hei woon. Dan heb ik iets nodig dat het lokale boeren warenhuis (dat echt heel erg goed zijn best doet om alles te verkopen dat ik ooit nodig heb) niet verkoopt of mij onvoldoende keus in biedt.

Zo zag ik laatst bij het stofzuigen van de auto dat de mat voor de bestuurdersstoel helemaal door gesleten was op de plek van mijn gashak. Een gat waar een tennisbal doorheen past. Dus ik pakte de laptop en begon te typen in het adresvak van de browser. Al na de eerste aanslag op het toetsenbord verschijnt er een lijstje met suggesties voor wat ik bedoel te zoeken. En al bij “automat” staat er als eerste suggestie in dat lijstje:

www.automatten.nl

Wauw. En ze hadden ook gewoon de matten voor onze 9 jaar oude auto. In meerdere materialen en kleuren!

Volgende voorbeeld. Mijn horloge stond zomaar stil. Ondanks de grote wijzerplaat gaat er een miniscuul batterijtje in dat ik hier in’t dorp nergens kon vinden. Dus maar even internetten. En jawel, ik hoefde slechts “horlogebat” in te typen en ik krijg:

www.horlogebatterijen.nl

Indrukwekkend. Batterijtje op typenummer opgezocht, besteld, volgende dag in de brievenbus. Belachelijk gemakkelijk. Een mens hoeft nooit meer van de bank af te komen. Eigenlijk heb ik geen horloge nodig, want de wandklok hangt tegenover de bank aan de muur…

Nog eentje. Mijn kinderen hebben zo’n grote skelter met van die grote, dikke luchtbanden. Tot voor kort waren er drie chronisch lek vanwege de oude, versleten buitenbanden en binnenbanden die voor de helft uit plakkertjes bestaan. De bandmaat is hetzelfde als die van doorsnee kruiwagens. De lokale tuinbouwbenodigdhedenwinkel verkoopt sets bestaande uit één buitenband en één binnenband voor 19,95 euro per stuk. En dan had ik er dus drie nodig. Vond ik dus wel veel geld. Dus ik ging maar eens internetten. Al bij “skelterb” krijg ik:

www.skelterbanden.nl

Goeie genade. Ik heb er dus 3 sets binnen+buitenband besteld voor 28 euro inclusief verzendkosten. De volgende dag had ik ze in huis.

Okee, nog een voorbeeld. Nu iets ingewikkelder. Ik heb een headsetje voor mijn laptop zodat ik vanaf de voornoemde bank kan televergaderen met collega’s. De headset heeft twee stekkertjes: eentje voor audio uit, en eentje voor audio in (microfoon). Toen kreeg ik een nieuwe laptop dat audio in en uit combineerde in een enkel gaatje. Dus ik had dringend een verloopje nodig. Maar hoe zoek je zoiets? Dit ging minder makkelijk. Omdat ik niet wist hoe je zo’n verloopje precies moet noemen. In een poging van wanhoop zocht ik dan maar een winkel dat alle mogelijke soorten kabeltjes verkoopt. Dus ik typte “alle kabels” en drukte op Enter. Google gaf mij als eerste hit:

www.allekabels.nl

En geloof het of geloof het niet, maar op die website vond ik na enkele clicks mijn verloopje. Griezelig goed. Het heet overigens een “jacksplitter”. Weer wat geleerd.

En nu schepte ik net de kattenbak uit met zo’n handig schepje. Een vies klusje dat ik gelukkig maar eens in de week hoef te doen. Ik schraapte eens goed over de bodem om de aangekoekte zooi ook los te bikken. Krak! zei het plastic schepje. Nu vraag ik me dus af…