OBA

Handgezaagde kam? Who cares?

handgezaagde kamOp het plankje onder de badkamerspiegel ligt zo’n chique uitziende, bruin gemêleerde kam van het merk “Zenner” die je bij elke drogist kunt kopen voor een paar euro. Er staat in gouden lettertjes op dat ‘ie handgezaagd is. En gisteravond, bij het tanden poetsen, dacht ik bij het lezen ervan ineens: “ja, en? dus?” en ook: “is het überhaupt waar?”

Even googlen levert niks op behalve een heleboel links naar producten voor kappers. Als ik op de website van Zenner kijk zie ik dat je kammen in allerlei kwaliteiten hebt, waaronder handgezaagde.

Maar zijn dat dan betere kammen dan machinaal gezaagde kammen? Ik neem maar aan van wel, omdat het zo expliciet vermeld wordt. Maar waarschijnlijk is het maar schone schijn. Hier zou de Keuringsdienst van Waarde es een aflevering aan moeten wijden. Ik zal het ze eens vragen. Of weet jij hoe het zit?

Banaandenken

Hier moet je even heel goed banaan denken.
Hihi! Moet ik er banaan denken, zei je?
O, vind je het grappig dat ik zeg dat je ergens banaan denken moet?
Ha ha ha, nu zeg je het weer!
Wat?
Dat ik er banaan denken moet!
Juist ja! En deed je dat nou ook maar eens!
Okee, dan denk ik hier nu even heel serieus “banaan”, grinnik, grinnik.
Ach welnee, jij denkt helemaal nergens banaan!
O nee? Nou vanmiddag dacht ik anders nog duidelijk banaan hoor.
Okee, vertel dan eens waar jij banaan dacht?
In de supermarkt, bij de fruitafdeling! Eerlijk waar! Waahahahahahaaa!

Visitekaartjes, zonde van de boom

De persoon die ik voor vandaag niet kende geeft me een klein plakje boom. Een boom die niet meer bestaat. Een boom die zuurstof voor ons maakte. Meer weet ik niet over die boom, maar ik weet dat het leefde. Geen idee ook wat voor boom het was. In mijn geestesoog zie ik een ranke stam met witte bast. Ik weet niet of berkenbomen geschikt zijn om visitekaartjes van te maken. Het boeit me ook niet. Misschien staat de stronk er nog wel. Misschien zit er nu een grote dikke berkenzwam welig op te tieren. Ook mooi.

Ik neem het plakje boom aan en stop het behoedzaam in een speciaal vakje in mijn tas.  De kans is groot dat het daar nooit meer uit komt. Eigenlijk zou ik ze moeten weigeren, maar mijn fatsoen weerhoudt me daarvan.

Ooit strooide ik mijn visitekaartjes ook argeloos rond op meetings (“ontmoetingen” dekt de lading vreemd genoeg niet), maar nu heb ik al lange tijd bewust geen visitekaartje meer. Bij het ontvangen van andermans kaartje zeg in nog verontschuldigend: “ik heb geen kaartje voor je, want ik volg een paperless beleid”. Dat klinkt nogal zwak vind ik zelf. Eigenlijk zou ik het aangereikte kaartje hautain moeten weigeren en verontwaardigd zeggen dat ik niet doe aan zinloze boomverkwisting, maar dat heurt natuurlijk niet zo. Jan Kuitenbrouwer schreef in het boekje “Lijfstijl” ook al eens over de etiquette rond visitekaartjes.

In mijn jongere jaren (ik ben uiteraard nog steeds jong), verzamelde ik visitekaartjes. Ik koesterde ze als trofeeën. Ze gingen in een chique maar neplederen mapje. De visitekaartjes van hotemetoten koesterde ik het meest, want met hun visitekaartje in mijn bezit mocht ik me tot hun zakelijke kringen rekenen. Maar hotemetoten strooien jaarlijks vijfduizend kaartjes in het rond. Wees dus niet al te teleurgesteld als je na het draaien (heeft iemand al een app gemaakt waarmee dat draaien weer letterlijk wordt?) van het telefoonnummer op zo’n kaartje deze reactie krijgt: “Met wie zegt u? Nee, daar gaat geen belletje bij me rinkelen behalve die van mijn telefoon. Ha, ha, ha! Nou dag heur, fijne dag nog”.

Zelf doe ik dus niet aan visitekaartjes. Ik vind dat zonde van de boom. Eigenlijk wil ik ze ook niet meer ontvangen. Je ziet gelukkig steeds vaker dat de mensen die jou graag aan hun netwerk willen toevoegen, gebruik maken van LinkedIn. Dat is al veel beter. Dat doe ik zelf ook. Na afloop (of tijdens de meeting) zoek je de persoon even op LinkedIn op en een muisklikje verder is je uitnodiging om “te linken” verstuurd.

Het mooie is dat je die LinkedIn-uitnodigingen ook schaamteloos kunt negeren. Doe ik regelmatig. Het is mijn netwerk, dus ben ik selectief. Een aangereikt visitekaartje negeren is natuurlijk not done. Het is te confronterend voor de gever. Eigenlijk zou ik voortaan de kaartjes van personen die ik ook zou negeren op LinkedIn, in een ongefrankeerde envelop naar het adres dat op het kaartje staat moeten sturen. Maar dat is weer zonde van de boom waar de envelop van is gemaakt.

Een échte smartfoon

Het moet niet gekker worden: een telefoon met een hartslagsensor. Maar in 1992 vond ik een telefoon waarmee je kon e-mailen ook belachelijk, laat staan eentje dat kan fotograferen en je foto’s automatisch op het internet zet. Toch verzend ik nu minstens 5 e-mails per dag met mijn telefoon en plaats ik natuurlijk dagelijks bloto’s van mezelf in de cloud. En de typefouten in mijn e-mailtjes neemt men maar gewoon voor lief, want dat komt door het priegelige toetsenbordje en mijn te grote handen.

Mijn huidige telefoon is een ding dat nog redelijk in de broekzak van mien spiekerboksem (spijkerbroek, voor de niet-Grunningers) past. Daar zocht ik hem min of meer op uit. Maar voor mijn handen is ‘ie eigenlijk te klein. En na bijna 3 jaar wil z’n accu ook niet meer. Hij moet bij veel telefoneren al halverwege de dag weer aan de lader. Dus ik bestelde argeloos een nieuwe (van de zaak), zonder op de specs te letten: als ‘ie maar groot is en geen iphone is.

En dan lees ik dus net dat het ding een hartslagsensor heeft. Wat kan ik daarmee? Is het om te meten dat ik nog leef? Zodat het automatisch 112 belt als ik lig te sterven? Of is het om te meten wat mijn staat van opwinding is? En hoe weet het dan het verschil tussen boos en hitsig? Misschien heb ik dan nu wel een échte smartfoon, die aan mijn hartslag kan detecteren of ik weemoedig ben, zodat het in een geduldige luisterstand gaat en ik al mijn ellende eraan vertrouwen kan. Wauw, dat moet het zijn. Over 5 jaar vind ik dat vast ook net zo normaal als e-mailen met een telefoon.

en toch, ik blog

Eigenlijk kost het teveel tijd. Tijd die ik niet heb. Maar het is wel een fijne hobby. “Uit blognood klad ik verwoede noten op mijn blok” was ooit de ondertitel van mijn blog. Het klopt nog steeds, want ik móet gewoon af en toe even bloggen. Gewoon even lekker mopperen, oreren, pronken of filosoferen. Vurig hopend op lof, en anders maar kritiek. Ik kwispel sowieso.

Ik ben een orgeldraaier op een plein vol met andere orgeldraaiers. Allemaal op hun eigen vaste stekkie. Al wat je hoort is een bonte kakofonie. Maar hier en daar springt er altijd iets uit. Iets waar ik blij van wordt. Of iets dat me ontroert. Dan zet ik mijn orgeltje uit en laat ik me even meevoeren op de noten van een ander.

Schrijven doet bovendien beklijven. Al bloggende ordent mijn hoofd zich. Het verwoorden van gedachten, ook al zijn het spinsels, heeft een heilzame werking op me. Humeuren klaren ervan op. Innerlijke stormen worden kalm.

Maar waarom denk ik dan toch zo vaak dat ik ermee zou moeten stoppen? De laatste tijd ontbreekt me eenvoudig de lust. Mijn blognood is uitgeblust. Natuurlijk heb ik dat vaker, maar dat is meestal in de periode dat ik eigenlijk winterslaap zou moeten houden. Het is verdorie nog hartje zomer, maar maak dat al die boleten die nu al in het bos staan maar eens wijs.

En eigenlijk kost mijn hobby (of is het toch een obsessie?) wel veel tijd. Niet zelden zit ik tot in de late uren te rammelen op de knoppen. Wetende dat ik er beter aan doe te gaan slapen. Wetende dat ik er morgen echt weer vroeg uit moet. Wetende dat het stukje echt niet per se vanavond nog af moet. Ik weet dat allemaal heel goed, en toch…

Komkommertijd

– Lukt het nog om het deze week voor elkaar te krijgen, Jan-Joost?

– Oei, Klaas, ik weet ’t niet. Een week is ook maar een week. Maar ja, volgende week zit mijn agenda ook al weer heel vol. En in de week daarna ben ik 4 dagen op cursus, en dan is de maand al weer zo goed als om. Dus eigenlijk wordt het deze maand niet meer.

– Deze maand niet? O jee, maar wanneer dan wel?

– Eeeeehm, nou, in de komende maand gaan natuurlijk ook de eerste mensen al op vakantie, dus dan krijg je sowieso niet meer iedereen bij elkaar. En dat betekent dat ik dan de hele klus grotendeels alleen moet klaren, waardoor het zeker twee keer zoveel tijd gaat kosten. Komkommertijd hè, daar doe je niets aan.

– O, dus je hebt eigenlijk twee weken nodig?,

– Neeee-nee-nee-nee-nee, daar kwam jij zelf mee, met die week. Als we met het volledige projectteam hieraan zouden werken dan schat ik in dat we nog minstens 200 uur werk hebben om het af te krijgen. Dat is vijf en een halve werkweek als je uit gaat van voltijdscontracten, maar die heeft alleen Piet en die is dus al op vakantie en de rest is van het project gehaald om budgettaire redenen, dat weet jij heel goed.

– Juist, duidelijk JJ. Er zit nog 200 uur werk in, en jij bent de enige kracht waarover ik nog kan beschikken.

– Ten dele, Klaas, want ik heb ook recht op vakantie, net als iedereen.

– Juist, ten dele. Wanneer ga je zelf op vakantie?

– Over 3 week precies. Heerlijk naar Zuid-Frankrijk met de caravan.

– (Diepe zucht) Nou, dan moeten we het in hemelsnaam maar over de zomervakantie heen tillen.

– Ja, dat probeer ik je eigenlijk al de hele tijd duidelijk te maken, maar dat kwartje wou maar niet vallen. En dan moet je strak plannen want effectief wordt er eigenlijk alleen gewerkt in de maanden september t/m november, hè.

– O, laat me raden, op gang komen na de vakantie kost de rest van augustus en uitvieren tot de kerstvakantie duurt de eerste helft van december?

– Precies! Je begint het te begrijpen, Klaas jongen. En dat laatste kruipt elk jaar steeds dichter naar mid-november. Als ik jou was zou ik mijn planning nog eens goed herzien. Dit jaar lijkt het mij al niet meer haalbaar… ach, Klaas, kop op, nou moet je niet gaan huilen!

Opwindende vrouw

’s Ochtends als ik beneden kom zit ons vijfjarige ventje in opperste concentratie te tekenen in zo’n doe-boekje. “Zo, jij bent hard aan het werk”, zeg ik. “Ja, papa, ik maak een opwindende vrouw”, zegt hij dan heel ernstig. Ik laat van schrik bijna een boterhambordje vallen, en vraag verbaasd: “Wat zeg je nou? Een opwindende vrouw?”.

“Ja, papa, kijk maar”, zegt mijn ventje nog steeds bloedserieus. En ik kijk nu eens goed naar wat hij aan het doen is. Hij is aan het werk in een lijnpuzzelboekje dat hij van oma had gekregen. Daarin moet je de genummerde stipjes met elkaar verbinden. En omdat hij daar erg goed in is, heeft hij van oma een boekje vol met lijnpuzzeltjes gekregen die wat uitdagender zijn.

En bovenaan de pagina waarop hij aan het werk is staat ’t duidelijk te lezen. Hij heeft helemaal gelijk. Inderdaad veel uitdagender dan bijvoorbeeld een tractor of een vlinder. Natuurlijk laat ik hem lekker door puzzelen. Niks mis met opwindende vrouwen, toch? En hij weet toch niet wat het betekent.

Maar zijn grotere broer van 8 brengt daar weldra verandering in als hij erbij komt staan: “Zo, dat is knap”, zegt hij tegen zijn broertje, “weet je wel wat je aan het tekenen bent?”. Ik besluit zelf op de achtergrond te blijven om te horen waar dit heen gaat. “Ja, dat is een opwindende vrouw, dat zie je toch!”, zegt kleine vent verontwaardigd.

“Ja, maar weet je ook wat opwinden betekent?”, vraagt grote broer. “Nee, dat weet ik niet, maar ik kan het wel goed maken hè”, antwoordt kleine broer heel trots. Grote broer legt het toch maar eens haarfijn uit: “Nou, als je iets opwindt, dan gaat het vanzelf bewegen, dus dan gaat een opwindende vrouw waarschijnlijk een dansje doen of zo als je haar opwindt”. En papa laat het voorlopig maar even bij die verklaring.

Jouw post mortem play list

Het is misschien een tikje macaber, en je zou me zelfs een control freak kunnen noemen, maar ik ben soort van begonnen met het samenstellen van een lijst met muziek waar ik me zo sterk mee verbonden voel, dat ik vind dat ze op mijn eigen crematie gedraaid moeten worden. Als een echo van mijn bestaan. En ik ben nog maar net midlife. Dus ik heb nog een heel half leven voor me. In die tijd verbind ik me misschien wel aan nog meer muziek, maar dan voeg ik die gewoon toe aan mijn lijst.

Het was helemaal niet zo dat ik dacht van: goh, laat ik eens een lijstje samenstellen met muziek die ik op mijn crematie gedraaid wil hebben. Nee, het ging andersom. Steeds als ik zo’n lied hoor waar ik me tot in mijn ziel door geraakt voel denk ik: die blijft voor altijd bij me. Zo mooi vind ik het. Het is van die muziek waar ik me in herken. Alsof het bij mij hoort. Soms zit het letterlijk in de tekst, maar soms ook gewoon in de melodie. En soms ook gewoon omdat het een anker is naar prettige tijden uit mijn jeugd. Mijn lijstje begint zich gestaag te vormen. Tegen de tijd dat mijn tijd is gekomen, heb ik vast wel een top-10. En dat is ook genoeg.

Ik bewijs er mijn nabestaanden beslist een dienst mee, want ze hoeven dan niet zelf al snotterend van verdriet (de stakkers) door mijn CD-verzameling en MP3-collectie te gaan. Maar misschien is het ook wel omgekeerd. Misschien willen ze mijn muzieksmaak wel helemaal niet meer verteren na mijn dood. Nou, dan hebben ze lekker pech! Post mortem steek ik dan mijn tong nog even uit. Desnoods zet ik het in mijn testament dat het mijn wil is dat ze mijn verzoeknummers spelen (zie je wel: control freak).

Dat er nog geen online dienst is waar je (in het geniep) jouw laatste verzoeknummers, jouw post mortem play list, kunt opgeven. Het is een gat in de markt als je het mij vraagt. Dan worden tijdens mijn verassing als verrassing voor mijn lieve nabestaanden (want zij wisten het niet en hadden een heel andere lijst samengesteld) mijn zorgvuldig geselecteerde lijfliederen – nee: lijkliederen – afgespeeld.

Ik heb mijn lijst nog lang niet compleet, maar ik weet al wel welke als eerste moet:
Van Dik Hout met “Zo stil in mij”

En dan, vlak voor ik de oven in mag:
“Fearless” van Massive Attack

En tot slot, keihard de Simple Minds:
“Don’t you forget about me”

Ben jij al begonnen met je post morten play list? Wie weet duik ik wel in dat gat in de markt: http://www.mypmplaylist.com ofzo…