Woede moet je niet wegstoppen. Want dan verspeelt je je kans om je woede te uiten als het nog vers is. Opgekropte woede bederft. Het wordt bitter en gaat je van binnenuit verteren. Je wordt er langzaam door vergiftigd. Alles wordt aangetast. Je rationele denkvermogen. Je relativeringsvermogen. En zeker ook je vermogen om anderen te vertrouwen. Iedereen die het niet met je eens is, is automatisch tegen je. Je ziet kritiek als een aanval op jezelf, zeker van iemand waar je kwaad op bent. Die persoon is de bron van jouw kwaad. De schuld ligt daar, niet bij jou. Zijn onvermogen om dat in te zien is voeding voor de woede die in je woekert. Die steeds machtelozer wordende woede wortelt zich dieper en dieper, en groeit uit tot wrok. Rancune.
Een rancuneus mens voelt zich slachtoffer, voelt zich machteloos. Alle verantwoordelijkheid voor zijn ellende ligt bij de ander. De rancuneuze mens trekt zijn eigen ketenen zelf wat strakker aan, en blijft ten enenmale blind voor zijn zelfgekozen slavernij. Eigenlijk kan alleen het eigen inzicht de onmacht doorbreken. Inzicht in de oorzaak van je onmacht. Inzicht in het proces dat het in stand houdt. Inzicht in je eigen natuur. Inzicht in je vermogen tot verandering. Geef een rancuneuze persoon de ruimte om tot dat inzicht te komen. Heb geduld. Heb vertrouwen. Heb lief.