Zo kap ik regelmatig een gesprek af met een van mijn kinderen. Op zo’n moment erger ik me grondig aan mijn eigen onvermogen om volwassen te doen, maar kan het niet uitzetten. In zo’n “gesprek” luistert niemand, inclusief ikzelf. Dus is het ook geen gesprek. Het begint meestal met een ergernis over iets dat de ander alweer doet. Niet zelden start ik de aanklacht. Dan vraag ik of diegene er als-je-blieft mee wil ophouden. Natuurlijk heb ik altijd “sterke” argumenten. Meestal iets in de trant van: “anders gaat het kapot”. Dat gaat er natuurlijk nooit in, want het is nog steeds niet kapot ondanks al het zogenaamde schadelijke gedrag. Het leidt tot een klassieke welles-nietes-conversatie. Mijn wellesen omlijst ik met steeds meer bewijslast, maar de nietesen blijven me onverminderd om de oren vliegen. En dan ben ik het zat en blaf autoritair: “EINDE DISCUSSIE!”. Daarmee is het bepaald niet basta, want ik krijg een welverdiend: “BOEIEN!”. Het ging inderdaad weer nergens over.