Gedeminiraliseerd water met alcohol. In de verhouding 3 op 1. Voorzichtig een enkele druppel Dreft erbij. Meer niet. Alles in een sprayflesje dat ik schud voor gebruik. Een doek geweven van de fijnste vezels dat ik hier speciaal voor kocht, benevel ik met mijn oplossing. Tegen de klok in, van buiten naar binnen, veeg ik dan, zacht, alle storende stofdeeltjes de groeven van mijn platen uit. Onder strijkend lamplicht keur ik mijn werk. Ik zie het oppervlak streeploos opdrogen. Een enkel achtergebleven stofje hier en daar bezem ik er met een zacht borsteltje nog af. Liefkozend bijna. En dan stop ik ze weer in hun veilige hoezen. Het ritueel, want dat is het eigenlijk, geeft me een fijne soort voldoening. Iets met zorg doen, is voor mij ook onderhoud van mijn geest. Ik kan weer even kraakhelder en streeploos denken.
vinyl
In de ban van de groef
Ze rolde lang geleden uit een Duitse fabriek. Medio 1981. In die tijd high tech. Hoe wonderlijk dat het – met veel geduld en liefde – allemaal nog gewoon weer werkt. Een verhard rubber onderdeeltje fixen. Drupje olie op een asje. Hier en daar een stelschroefje minutieus draaien. Exact waterpas plaatsen, want alleen dan beweegt haar arm vanzelf en gracieus, vanuit het midden, terug naar het steuntje.
Ik liet eine neue Tonabnehmer besorgen. Nou ja, een kloon uit een Japanse fabriek, maar toch. Een nieuw naaldje van Deense makelij is daarin letterlijk in zijn element. Gedragen door de arm beweegt die nu vederlicht door de groef van het vinyl en laat een metertje of twee verderop, precies midden voor de speakers, mijn trommelvliezen verrassend prettig vibreren.
Ach, het kan allemaal vast nog veel prettiger. Het is natuurlijk nog hifi van lik-mijn-vestje. Alles op zijn tijd, zeg ik dan, tegen goed bedoelende adviseurs. Ik heb geen haast. Een hobby mag kabbelen.
