Day: 20 januari 2012

Over de berg

In maart 2003 emigreerden mijn vrouw, zoontje van 8 maanden en ik naar Amerika. Om precies te zijn naar Baltimore in de staat Maryland. Als een berg had ik er tegen op gezien om te emigreren. Een onneembare bergkam was het eigenlijk. Met grillige toppen die ooit de krassen op de maan hadden gemaakt. Uit mezelf zou ik de reis nooit hebben gemaakt. Ik ben niet avontuurlijk van natuur. In tegenstelling tot mijn wederhelft ben ik een standvogel.

In 1998 trouwde ik met een blondine die de Quantumtheorie snapt. Ze bestudeert het universum voor haar beroep. Ze bouwt mee aan nieuwe instrumenten om dat beter te kunnen doen. Wetenschapper in hart en nieren en bepaald geen standvogel. Dankzij haar heb ik de Andes van dichtbij gezien. Dankzij haar versta ik Beiers. Dankzij haar ligt een deel van mijn hart in Zweden.

Lijkbleek bleek ik te zijn geweest toen we op Schiphol afscheid namen van familie en vrienden. The point of no return was al lang gepasseerd. Het huis en een groot deel van onze spullen was verkocht. Andere spullen die we niet kwijt wilden, gingen in de opslag. En een klein deel ging per boot naar ons nieuwe adres. Wijzelf namen het vliegtuig.

Acht uur later kwamen we aan op Dulles National Airport (Washington). Als kuddedieren werden we door de douane gedreven, weet ik nog. Erg druk was het niet, maar toch moesten we persé de door lintjes afgezette route lopen. Toen ik, brutale, assertieve Nederlander zijnde, tussen twee paaltjes door wilde stappen werd ik woest door de dienstdoende, en zijn taak zeer serieus nemende agent, op het pad teruggeblaft. Ik luisterde gedwee en zei “Sorry” in mijn beste Amerikaans.

Met een huurauto, een veel te stoere Ford Explorer 4×4, reden wij toen van Dulles naar ons eerste, tijdelijke adres in Balto, in de wijk Elkridge. Het was nog volop winter daar. Er lag nog veel sneeuw op het terrein van het appartmentencomplex waar we de eerste maanden zouden gaan wonen. Ons appartementje was volgepropt met ontzettend, typisch Amerikaanse, protserige huurmeubels. Op ons bed lagen belachelijk veel, belachelijk dikke kussens. Ik voelde me nog nooit zo slecht thuis. 

De eerste week bestond uit het vinden van onze draai en het regelen van dingen. Mijn vrouw regelde en ik zocht draaien. Alles was vreemd en ook weer niet. Wat ik het moeilijkst vond om aan te wennen was die oppervlakkigheid van de mensen daar. Amerikanen veinzen interesse voor je met overdreven “hi, how are you”. Ik weet nu dat je dat gewoon moet terug zeggen. Het betekent niks meer dan “hoi”. 

Aan de andere kant van die berg, die zo onneembaar leek, vonden we uiteindelijk best een fijne draai. Het was een heftige en leerzame tijd. Leerzaam in de zin van leren omgaan met ogenschijnlijke onmogelijkheden. Niks is onmogelijk, en anders is er altijd nog de trap-onder-je-kont-methode om uit je misère te komen. Ik leerde dat ook standvogels kunnen emigreren en nestjes kunnen bouwen in vreemde, verre landen. Het kwam allemaal best goed. 

Af en toe komt dat gevoel van totale bevreemding dat ik tijdens mijn eerste momenten in Amerika voelde, nog wel eens naar boven drijven. Vlinders fladderen rond in mijn buik. Vlinders van verwondering, verbazing en onzekerheid. Maar ook van de spanning van het onbekende. Een heerlijk gevoel eigenlijk. Het is een gevoel dat sterk lijkt op verliefdheid. Het is de beloning voor het overwinnen van angsten die onoverwinnelijk leken. Het is de beloning die je krijgt als je over jouw berg heen bent gekomen en ziet wat er achter ligt.