magie

Mazzeltoveren

Otto loopt over een smal pad in een heuvelachtig gebied. De heuvels zijn begroeid met lang gras dat zacht ruist in de wind. In de verte ziet Otto bomen, de rand van een bos. Dit bos moet Otto koste wat het kost bereiken, dat voelt Otto heel sterk. Dus neemt hij het pad dat hem er recht naartoe leidt. Geen omwegen, Otto is vastberaden.

Her en der hangen dunne nevels. Althans, zo zien ze er uit. Als Otto dichterbij zo’n nevel komt, ziet hij dat het een soort schimmige projecties zijn. Hij ziet bijvoorbeeld een torenspits, andere grote gebouwen en een straat met verkeer zoals vrachtwagens, auto’s en een motorrijder. Ook ziet hij mensen lopen. Otto hoort zelfs de geluiden van het verkeer, de voetstappen van de mensen op het trotoir, zelfs de stemmen van de mensen. De projectie beweegt langzaam heen en weer tussen de heuvels. De projectie breidt zich langzaam uit en krimpt dan ook weer om daarna weer uit te dijen. Alsof het ademt, alsof het leeft.

Ineens beweegt de vreemde projectie recht op Otto af en ziet hij dat hij precies op een tramspoor staat. Achter hem klinkt de bel van de tram. Otto wil opzij springen, maar bedenkt zich, want naast het pad dat hij volgt stroomt een beekje. De tram rijdt dwars door Otto heen, maar hij voelt er niets van. Hij ziet en hoort de mensen in de tram als deze door hem heen rijdt, maar de mensen zien Otto niet. Plotseling is de projectie weer een heel eind verderop. Otto ziet nog net dat de tram over een grote stalen brug over een brede en zo te zien diepe kloof rijdt. Dan trekt de projectie op als een nevel in de opkomende zon en is het verdwenen.

Otto loopt verder en ineens staat hij aan de rand van een diepe kloof. Het beekje stort zich er in de diepte. Otto herkent de kloof meteen, maar hij ziet zo 1-2-3 geen brug. Dat vindt Otto erg vervelend, want hij moet de kloof oversteken. Koste wat het kost! Plotseling ligt de mooie stalen brug zoals hij hem zoëven zag in die schimmige projectie, voor hem, alsof het er altijd al was. Wat een geluk! En wat stom dat hij de brug net niet zag! Zonder aarzeling betreedt Otto de brug en loopt naar de overkant van de kloof. In de diepte onder hem hoort hij het geruis van wild stromend water.

Midden op de brug staat Otto stil en kijkt hij over de rand naar beneden. Tot zijn grote ontzetting ziet hij dat het water dat daar stroomt bloedrood van kleur is. Er bekruipt hem een ijzig gevoel. Dit bloed heeft hij op zijn geweten. Otto kijkt op, in de richting van waar het water vandaan stroomt. Dan ziet hij de stad. Otto herkent de spits van de grote kerktoren in het midden van de stad. De kloof loopt dwars door de stad. Otto’s egoïstische wens om de kloof hier ter plekke te willen oversteken en de ongelooflijke mazzel dat er nog een brug is ook, werd vele mensen noodlottig. Door Otto’s toedoen verdween dezelfde brug in het niets, net op het moment dat er een volle tram over heen reed.

Otto de Magiër wordt zwetend wakker en zit rechtop in zijn bed. Zoals altijd is hij erg aangedaan door deze vreemde en akelige droom. Otto weet intussen heel goed wat deze regelmatig terugkerende droom betekent. Het is een waarschuwing dat het ook verkeerd kan gaan. Otto’s magie bestaat er namelijk uit dat hij het lot kan beïnvloeden, kan veranderen van koers. Daar is hij in al die jaren bijzonder handig in geworden.

Otto was als kind altijd al een ongelooflijke mazzelkont. Dobbelstenen deden altijd precies wat hij nodig had om te winnen. Omdat het anderen steeds meer opviel hield hij zich in en leerde dat hij zijn “mazzel” ook op anderen kon projecteren. Otto kan het “verloop van de dingen” zien. Of beter gezegd: Otto kan alle mogelijke verlopen van de dingen zien. Hij ziet ze als schimmige projecties, aan de randen van zijn blikveld. Hij kan er nooit rechstreeks naar kijken, want dan drijven ze weg. Maar hij kan ze wel bespelen en veranderen zodat de dingen toevallig precies gaan zoals dat het beste uitkomt voor hem.

In de jaren kreeg Otto een steeds uitgebreider beeld van het verloop der dingen en kan er spectaculaire kunsten mee uithalen, allemaal op het randje van wat kan worden gezien als gigantische mazzel. Otto noemt het daarom ook “mazzeltoveren”. De droom houdt hem scherp.

Powered by ScribeFire.

Chili con Carne a la Otto

Otto de Magiër staat in zijn keuken. Hij haalt een paar uien en een groene paprika uit de papieren zak van de groenteboer en gooit ze argeloos over zijn schouder. De groenten blijven midden in de keuken in de lucht hangen. Otto schenkt een beetje olijfolie in een grote pan die op het fornuis staat en zet het vuur eronder aan. Eerst bakt Otto hierin het gehakt.

Dan pakt Otto een Japans Samuraizwaard van de muur en zwaait er gevaarlijk mee. Van schrik springen de uien, die nog steeds in de lucht hangen te zweven, uit hun droge velletjes. Maar Otto kent geen genade voor groenten. Hij zwaait het mes rond zijn schouders als een volleerd Ninja en loopt op de groenten af. Het zwaard beweegt nu op onmogelijke snelheid en Otto’s armen en het zwaard worden een zoevende, vage vlek om Otto’s bovenlijf. Als de uien en de paprika  in de baan van het zoevende zwaard komen worden ze in luttele seconden in fijne snippertjes gehakt. Als Otto klaar is, neemt hij de pan van het vuur en laat de uiensnippers en de stukjes paprika erin vallen. Behendigd schudt Otto met de hete, sissende pan zodat het gehakt, de uien en de paprika door elkaar gehusseld worden. Het begint al heerlijk te ruiken.

Otto kookt normaal eigenlijk nooit, maar hij heeft vandaag drie oude vrienden op bezoek. Ze hebben zijn snijkunsten met grote bewondering gadegeslagen. “Zo, en hoe was dat klassieke concert waar jullie gisteren heen waren eigenlijk?”. vraagt Otto terloops. Het valt meteen stil in het gezelschap. “Wat?”, vraagt Otto verbaasd, “Heb ik iets verkeerds gezegd ofzo?”. Otto hoopt dat hij zijn pokergezicht nog even kan vasthouden, want hij voelt een daverende lach opborrelen. “We werden alledrie ineens, eh, een beetje winderig”, zegt één van hen dan. “Een beetje? Man we zaten toch een partij te ruften!”, zegt een ander vervolgens. “Ja, er was geen houden meer aan, en die lúcht! Ik vond zelf zelfs dat ik stonk. We hebben alledrie vast iets heel verkeerds gegeten, maar wat?”.

Otto kan zijn lachen nu niet meer inhouden. Hij begint onbedaarlijk te schateren. De tranen springen uit zijn ogen. Als hij minuten later is uitgeschaterd, ziet hij dat zijn vrienden hem verbijsterd aanstaren. “Het was echt supergenant man”, zegt iemand en hij wil nog meer zeggen, maar Otto barst weer in lachen uit. Nog nasnikkend van de pret loopt Otto naar het fornuis en roert in de pan. Dan neemt hij de pan van het vuur en zet het op tafel. Als zijn gasten zien wat er in de grote pan zit, krijgen ze een vuurrode kleur. “Eh, Ik weet niet of het nou wel zo verstandig is, gezien onze extreme winderigheid van gisteren”, begint één van hen.

“O, maak je geen zorgen”, zegt Otto geruststellend,  “Ik verzeker je dat deze heerlijke Chili con Carne à la Otto je mórgen géén winderigheid bezorgt”. Zijn gasten kijken hem wantrouwend aan, maar scheppen dan toch op. Even later zijn de complimenten niet van de lucht. Ze vinden het alledrie voortreffelijk. “Gek, daarnet had ik nog buikpijn van gisteren en een borrelende maag, maar dat is ineens over”, zegt iemand. “Dat komt door de bijzondere en zeldzame soort bruine bonen dat ik heb gebruikt”, zegt Otto dan. Nu heeft hij weer hun volle aandacht.

“Kijk, het zit zo”, legt Otto uit, “Het zijn contratemporale* bruine bonen. Ik móet ze volgende maand zaaien, anders kon ik ze vorig jaar niet hebben geoogst. Het zijn absoluut de lekkerste bruine bonen die er zijn, maar ze werken wel in tegengestelde tijd. Je wordt de dag vóór je ze eet al vreselijk winderig,  zie je, en moet je dus niet naar een klasiek concert gaan bijvoorbeeld”. Triomfantelijk kijkt Otto zijn vrienden aan, “jullie kunnen toch wel tegen een geintje, toch?”. Maar Otto ziet dat hij zichzelf maar beter ergens heeeeel ver van zijn vrienden vandaan kan fwoepen.

* geïnspireerd door de “reannual plants” gefantaseerd door Terry Pratchett

Powered by ScribeFire.

Otto De Omslachtige

In de garage van Otto de Magiër staat zijn 26 jaar oude VW Golf. De garage is opvallend en tegelijk ook weer niet, want het heeft geen deuren. De oprit ernaar toe eindigt in een muur die helemaal is volgewoekerd met Wilde Wingerd. Met een zacht “fwoep” verschijnt Otto ineens in zijn garage. Hij knipt met zijn vingers en het portier van zijn auto zwaait open. Hij stap in zijn auto, start de motor en sluit zijn ogen.

Op Rijksweg N371, tientallen kilometers van Otto’s huis vandaan, zou de bestuurder van een bestelbusje toch zweren dat de weg voor hem zoëven nog leeg was. Maar nu rijdt er honderd meter voor hem ineens een ouwe, roestige Golf. Maar het is grijs, bewolkt weer en het miezert, dus daar wijt de bestelbusbestuurder het maar aan.

Otto heeft er behoorlijk de sokken in. Hij trekt zich weinig aan van de maximale snelheid van 80. Verderop houdt een motoragent met een mobiele radar snelheidscontrole. Otto geeft gas bij en zwaait naar de agent, maar de agent kan niet terugzwaaien, want hij rent achter zijn motor aan die plotseling startte en in de richting van de sloot hobbelt.

Otto baalt als hij even later achter zo’n brommobiel rijdt. Op de achterkant zit een sticker met “World’s best driver”. Het ding rijdt nog geen 50 kilometer per uur. Op de andere weghelft rijden teveel auto’s dus inhalen is er niet bij. Otto laat daarom zijn stuur los en sluit even zijn ogen. Dan klemt hij zijn kaken op elkaar, brengt hij zijn handen voor zijn borstkas en duwt ze krachtig van zich af. De brom-mobiel schiet ineens als een raket vooruit. Verbijsterd kijkt de brom-mobielrijdster naar de snelheidsmeter. Die staat voorbij de 60, maar ze weet zeker dat ze nu minstens 90 rijdt. Met een tevreden grijns trapt Otto zijn gaspedaal weer in.

Maar verderop ontstaat het volgende obstakel al. De brug gaat open. Otto slaakt een gefrustreerde zucht en schudt zijn hoofd. Zeker weer zo’n suf plezierjacht. Theatraal gooit hij zijn handen omhoog en de Golf verdwijnt. Op de P&R van Station Meppel klinkt het typische fluitende geluid van een vallend projectiel. Enkele mensen die op de parkeerplaats liepen, turen en wijzen naar boven. Dan smakt plotseling een aftandse, oude VW Golf precies op een parkeervak. Er komt witte rook onder de motorkap vandaan. Even later stapt er heel kalmpjes een man uit. Tegen de verbaasde mensen zegt Otto: “Dat heb ik weer, een kokende motor! Dan maar met de trein”. Op dat moment zakt het golfje kreunend door beide assen.

Otto stapt koeltjes in de 1e klas coupé van de Intercity richting Zwolle en gaat prinsheerlijk zitten. Maar het zit Otto weer tegen. Ergens tussen Meppel en Zwolle remt de trein en staat dan een heel kwartier stil. Iets met een bovenleiding. Daardoor gaat hij zijn aansluiting naar Arnhem missen. Daarom gaat Otto naar de WC. Daar komt net een knappe meid uit. Otto glimlacht vriendelijk naar haar en gaat dan zelf het smalle toilet in en sluit de deur. In een toilet van de Intercity naar Roosendaal die klaar staat op perron 7 van Station Zwolle klinkt weer dat zachte “fwoep”-geluid. De wc-deur gaat open en Otto stapt eruit.

Otto komt op tijd aan in Arnhem. Natuurlijk had hij zichzelf ook in één keer naar Arnhem kunnen “fwoepen”, maar Otto wil zo gewoon mogelijk leven. Dat hij toevallig een beetje kan toveren betekent niet dat hij er maar te pas en te onpas gebruik van hoeft te maken. En hij begrijpt al helemaal niet waarom zijn collega-magiërs hem toch steeds Otto De Omslachtige noemen…

Powered by ScribeFire.