gepiep

Doorgedraaid

Maandagmorgen begon het
Een verontrustend geluid
Diep en ronkend
Tussendoor klonk gepruttel
En het draaide maar door
En het draaide maar door

Dinsdag brak aan
Het geronk zat nog dieper
Ergens liep duidelijk wat aan
Een metertje stond op rood
En het draaide maar door
En het draaide maar door

Woensdagochtend
Hoge druk op de ketel
Het metertje stond nog roder
Zuchtend en steunend
Draaide het maar door
Maar het toerental zakte

Op donderdag was het gedaan
Het metertje sloeg alarm
Piepend en krakend
Kwamen de raderen tot stilstand
De noodrem deed zijn werk
Anders had het doorgedraaid

Het kaartenhuis

Ons kaartenhuis schudt op haar grondvesten
terwijl de koude wind erom heen giert,
trekkend aan de zwakste kaartjes.
Ze beven en steunen, klagen en kreunen.
Het kaartenhuis staat bijna op instorten.
Maar ach, als het onvermijdelijke dan gebeurt,
vegen we de kaarten allemaal bijelkaar,
wrijven ze weer warm tot ze blozen.
Dan bouwen we het kaartenhuis weer liefdevol op,
geroutineerd, kaartje voor kaartje,
zodat het de maatschappij weer even kan dragen.