OBA

Was ik maar minder slim

Eigenlijk is bijna iedere mens begaafd, want het spectrum loopt van zwak (gek genoeg niet “laag”) tot hoog begaafd. De norm voor begaafdheid ligt ook netjes in het midden natuurlijk. De gemiddelde mens is normaal gesproken dus gemiddeld begaafd met een IQ van ergens rond de 100.

Als je een IQ hebt van 130 of hoger, dan val je in de categorie “hoogbegaafd”. Je bevindt je dan in een selecte groep van de bevolking. Ongeveer 2% van de bevolking heeft een IQ van 130 of meer. Een klein deel van die groep heeft een IQ van 145 of hoger. Dan ben je zeer hoog begaafd of in heel extreme gevallen exceptioneel begaafd (een IQ van 160+). Een nogal twijfelachtige eer, want als je als kind in die categorie valt, zijn er maar weinig scholen die jou passend onderwijs kunnen bieden.

Dit gebrek aan passend onderwijs ondervinden wij nu met onze zoon. De vent is nog maar net 8 jaar, en zit nu in groep zes. Qua leeftijd hoort hij thuis in groep 4, maar omdat hij nogal snel van begrip is, is hij erg snel klaar met de standaard lesstof die de basisschool waar hij nu zit hem toedient, en vliegt hij letterlijk door de groepen. Zijn honger naar nieuwe kennis en mentale uitdaging is schijnbaar onverzadigbaar. Als hij zo door gaat zit hij met 10 jaar in de brugklas. Zelf vindt hij dit heel stoer, maar het is verre van wenselijk.

Op de huidige school wordt hij niet goed begeleid. Het lastige met zeer hoogbegaafde kinderen is dat alle kennis en inzicht ze letterlijk komt aanwaaien. Ze weten meestal niet goed hoe het is om ergens moeite voor te doen. Moeite om zich iets eigen te maken. Het lijkt tegenstrijdig, maar deze kinderen kunnen daardoor een angst om te falen ontwikkelen. Daardoor gaan ze echte uitdagingen uit de weg. Of ze gaan “ondercompenseren” om lekker in hun comfortzone te kunnen blijven. Zonde van al dat talent!

We zien dat de leerkracht van onze zoon onvoldoende in staat is om hem te begeleiden, ondanks, maar misschien ook wel juist dankzij haar ruime ervaring. We zien dat ze de behoefte van onze zoon onvoldoende begrijpt. Ze probeert hem in een “keurslijf” te passen waarin hij zich niet kan vinden. Hij verzet zich en raakt meer en meer gefrustreerd. Het ventje heeft echter nog wel de emotionele intelligentie van een kind van 8, en weet zich daardoor geen raad met zijn emoties. Dit uit zich dan in dwarsliggen en steeds vaker woede. Ons ventje dreigt gierend vast te lopen op deze school. De situatie is eigenlijk niet meer houdbaar.

Het verdrietige aan dit alles is dat onze kleine vent met veel te zware gedachten voor een achtjarige rond loopt. Hij vindt het heel erg dat hij steeds zo boos wordt. Het liefst zou hij “minder slim” zijn, zoals hij zelf zegt, want dan is school tenminste wel leuk. Hij voelt dus heel goed aan dat hij afwijkt, terwijl hij er gewoon bij wil horen. Er is een speciale afspraak met hem dat hij uit de klas mag gaan als hij merkt dat hij boos wordt of gefrustreerd raakt. Maar dat doet hij niet omdat dat voor hem bevestigt dat hij afwijkt. Zelf zegt hij dat zijn hoofd hem vast houdt op zijn stoel. Hij voelt zich vaak doodongelukkig en wil vaak niet eens meer naar school. Dit doet pijn, veel pijn. Het is verschrikkelijk om je kind op die leeftijd al met zijn ziel onder zijn arm te zien lopen.

Dit alles is eigenlijk niet iets dat ik de school en zijn leerkracht kwalijk kan nemen. Een basisschool krijg hooguit eens in de 10 jaar te maken met een zeer hoogbegaafde leerling. Je kunt van de doorsnee basisschool in alle redelijkheid niet verwachten dat ze daar passend onderwijs aan kunnen bieden. Gelukkig zijn er ook scholen die zich in de begeleiding van hoogbegaafde kinderen hebben gespecialiseerd. Het zal je niet verbazen dat er van dergelijke scholen niet zoveel zijn in Nederland. En die scholen die er in onze omgeving zijn, hebben een wachtlijst.

Mijn vrouw – de beste moeder die onze kinderen zich maar kunnen wensen – en ik zetten alles op alles om ervoor te zorgen dat ons ventje de begeleiding gaat krijgen die hij zo hard nodig heeft. Het staat als een paal boven water dat hij van deze school af moet. Gelukkig is het al bijna zomervakantie. We slepen ons voort op ons tandvlees. Aan de horizon gloort wel een sprankje zonlicht. Er is hoop op de vorming van een nieuwe “kwadraatgroep” op een speciale school niet al te ver uit onze buurt. Dat zou toch zo verschrikkelijk fijn zijn. De brenger van dat goede nieuws kan rekenen op een geweldige knuffel. Bij voorbaat excuses voor het nat huilen van uw schouder.

Naamdoofheid

Als ik nieuwe mensen de hand schud, ben ik blijkbaar teveel afgeleid om hun namen te onthouden. Ik hoor de naam uitgesproken worden, maar het wordt niet in mijn brein geregistreerd. Het gaat het ene oor in en het andere weer uit. Ik ben namelijk te druk bezig met de verwerking van andere informatie: de stevigheid van de handdruk, de kleur van de ogen, de stand van de wenkbrauwen en mondhoeken, de kleur van tanden, de klankkleur van de stem, haardracht, postuur, et cetera.

Het gezicht plant zich dus wel onuitwisbaar in mijn geheugen, evenals stukjes indruk van het karakter van die persoon. Bij dat gezicht sla ik ook allerlei contextinformatie op. Zoals een locatie, of een gebeurtenis. Als ik de persoon dan jaren later weer eens ontmoet, herken ik het gezicht en komt de context ook meteen weer bovendrijven. Maar hoe heette je ook al weer?

Misschien is deze “naamdoofheid” helemaal niet bijzonder. Probeer op je eerste werkdag in je nieuwe baan maar eens al die namen van tientallen nieuwe collega´s te onthouden. Je bent volgens mij heel bijzonder als je dat wél kan. Het wordt je ook altijd vergeven als je die nieuwe collega later nog eens vraagt om zijn of haar naam.

De naam ga ik meestal pas onthouden na twee of meer ontmoetingen niet al te lang na elkaar. In vergaderingen met nieuwe mensen schrijf ik tijdens het voorstelrondje de namen op. Dat werkt ook prima. In mijn hersenen komt er dan een sterkere “synaptische koppeling” tussen de neuronen voor het gezicht en de neuronen voor de naam. Die koppeling is (bij mij althans)  blijkbaar ook onderhoudsgevoelig, want ik vergeet ook namen. Bijvoorbeeld van oud-collega’s. Het is een heel selectieve vorm van vergeetachtigheid. Is naamgeheugen misschien het eerste geheugen dat wordt overschreven door andere, belangrijkere zaken?

Emotie speelt ook een grote rol in het onthouden van iemands naam. Hoe groter “de klik” die ik met je heb bij de eerste ontmoeting, hoe groter de kans wordt dat ik je naam onthoud. Dus als ik je naam meteen na de eerste ontmoeting onthou, dan vind ik je leuk. Dan had ik aandacht voor zoiets belangrijks als je naam.  Maar je mag mijn naamdoofheid omgekeerd ook opvatten als een belediging, maar dat is dan lekker jouw probleem. Hoe zei je ook weer dat je heette?

 

Monsters

Ze lijkt dan wel schattig en onschuldig, maar dat is maar een facade. Hij kijkt daar natuurlijk dwars doorheen. Hij ziet haar voor wat ze werkelijk is: een monster. Dat is zijn gave. Hij ziet altijd het ware gezicht van monsters die doen alsof ze mensen zijn.

Vol afgrijzen moet hij toezien hoe het monster iedereen voor de gek houdt en telkens weg komt met zijn monsterachtige streken. Het is nooit de schuld van het monster. Altijd dat van een ander. Vaak ook dat van hem. Ze projecteren hun eigen slechtheid altijd op anderen. Natuurlijk gelooft niemand hem. Monsters hebben geen schattig en onschuldig voorkomen, dus hij heeft de schijn altijd tegen.

Hij veracht monsters. Hij haat het hoe ze hem minachtend aankijken met hun zelfingenomen blikken: ha ha, ik weet dat je mij doorziet, maar je kan me lekker niks maken. Lekker puh! Het is onverdraaglijk.

Hoe kan het dat hij als enige hun monsterlijkheid kan zien? Correctie: als enige mens. Onderling zien de monsters elkaar’s ware tronies wel, maar ze lijken elkaar maar moeilijk te verdragen. Alsof monsterlijke karakters van nature botsen. Dat is natuurlijk ook niet zo raar als je zo egocentrisch bent als monsters klaarblijkelijk zijn. Ze bejegenen elkaar al even minachtend als ze doen bij hem. Alsof hij ook een monster is. Tssss.

Het zit ‘m in

Het zit ‘m in hele kleine dingen. Hier zou “het” kunnen verwijzen naar bijvoorbeeld iets triviaals als “geluk”. Ik dacht dat ik hier iets kwijt wilde over geluk, maar ik ben plotseling gebiologeerd door dat “‘m”. Wat een bijzondere taalconstructie is het eigenlijk. Het overkomt me vaker dat dit soort dingen me ineens biologeren. Geen idee waar ‘m dat toch in zit.

Als geluk ‘m ergens in zit, dan bedoelen we dat datgene waar geluk ‘m dan in zit (meestal iets kleins), positieve invloed heeft op geluk. Tezamen betekent “zit ‘m in” dan ongeveer “hangt af van”. Maar afhankelijkheid is wel wat te sterk. Met “geluk zit ‘m in kleine dingen” bedoelen we te zeggen dat gelukszoekers juist aandacht voor kleine, eenvoudige dingen moeten hebben. Geluk is niet ingewikkeld en niet veelomvattend. Je moet er ook eigenlijk niet naar zoeken. Geluk is overal waar jij het ‘m in wil zien.

Naast geluk zitten ‘m ook dikwijls knepen in iets. Een kneep is wel iets ingewikkelds dat ‘m zit in iets dat essentieel is voor een goed resultaat. Een kneep moet je beheersen. Een kneep is een kunstje voor onder de knie. Knepen zorgen voor kwaliteit. Hier betekent “zit ‘m in” dus duidelijk “heeft vooral te maken met”. Iemand zei ooit eens tegen me: “Bij bierbrouwen zit ‘m de kneep in hoe schoon je werkt”.  Er zitten ongetwijfeld nog wel meer belangrijke kneepjes in het vak van de bierbrouwer, maar dit was blijkbaar een noemenswaardige.

En een verhaaltje zit ‘m soms helemaal niet in het onderwerp dat ik eerst in gedachten had. Terwijl ik dacht dat ik over geluk “moest” schrijven, dacht dit verhaaltje er anders over. Als ik het verhaal teveel leid, kom het op een dood spoor. Maar als ik me door het verhaal laat leiden ontdek ik prachtige zijsporen. Puur geluk eigenlijk. Verhaaltjes zitten ‘m meestal eigenlijk nooit ergens in bij mij. Het is precies omgekeerd. Ik zit ‘m zelf in mijn verhalen als ik ze de vrije loop laat.

De leeuw moet naar buiten

Dat je van binnen vecht als een leeuw, maar dat daar aan de oppervlakte niets van te merken is. Ken je dat? Die leeuw moet nodig naar buiten komen, dacht ik laatst. Dus ik zei: Hup leeuw, ga eens buiten jezelf brullen. Natuurlijk bleef hij stoïcijns in zichzelf gekeerd.

Die innerlijke leeuw vecht voor wat hij waard is, maar wat is hij eigenlijk waard? Of vecht hij niet voor zijn eigenwaarde? Misschien vecht hij voor andermans waarden. Soms denk ik dat hij eigenlijk vecht voor de waarheid in plaats van waardigheid. Waarheid maakt immers waardig.

Leeuwen zijn van nature hele waardige dieren. Maar als je ze opsluit, kan niemand hun waarachtig gebrul horen. Niemand kan dan zien hoe machtig die manen schudden. Dan wordt de leeuw steeds minder waardig. Dat geldt ook voor je innerlijke leeuw. Dus de leeuw móet naar buiten!

Maar de leeuw durft niet zo goed naar buiten. Ik denk dat hij bang is dat zijn brul te hard is, en dat zijn manen te woest zullen schudden. Hij weet niet zeker welk effect hij zal hebben op zijn omgeving. Maar misschien is hij eigenlijk bang voor het effect van de omgeving op zichzelf. Maar die leeuw moet niet zo piepen, vind ik. Hup, naar buiten, en brullen maar!

 

Hoe te stoppen met Facebook

Ergens halverwege december vorig jaar besloot ik dat ik cold turkey ging stoppen met Facebook. Wel na mijn verjaardag natuurlijk. Ik was er teveel aan verslaafd geraakt, vond ik. Vele minuten per dag werden door mij aan Facebook verspild, al hield ik die minuten natuurlijk niet bij. Minuten gevuld met flauwekul. Gekke kunsten, rare fratsen, opmerkelijke onzin, noem maar op. Die minuten had ik beter kunnen besteden aan het lezen van echt nieuws.

Ik vond leuk bij de vleet. Ik kreeg er niet genoeg van. Eerst kon je alleen maar leuk vinden, maar later kon je ook lachen, huilen, tieren en zwijmelen als reactie op een bericht. Daar trok ik mijn streep. Ik vind het leuk, of ik vind niets. Punt. Ik geloof niet dat mijn totale aantal vind-ik-leuks als percentage van het totale aantal berichten dat ooit op facebook is geplaatst, boven de miljoenste procent komt. Ik heb praktisch niets leuk gevonden eigenlijk. Het is compleet verwaarloosbaar.

Maar mijn vind-ik-leuks zijn toch uitingen van mijn identiteit? – zou je kunnen denken. Ik ben wat ik leuk vind, en dat wil ik met de hele wereld delen. En hopelijk krijg je dan veel bijval van anderen. Die bijval is heerlijk. En dus verslavend. Eigenlijk wil je dus graag dat anderen leuk vinden dat jij leuk vindt wat je leuk vindt. Te triest voor woorden dus. Met name die realisatie maakte dat ik met facebook wilde stoppen.

Helemaal facebook-vrij ben ik trouwens nog (lang) niet. Mijn account bestaat nog steeds. Je kunt je account verwijderen, maar dat voelt nog teveel als een amputatie. Een zuiver teken van afhankelijkheid. Facebook biedt je ook de mogelijkheid om je account tijdelijk in de koelkast te zetten. Maar dat heb ik ook nog niet gedaan. Ik weet niet wat me tegen houdt. Misschien het signaal dat ik op die manier mijn vingers virtueel in mijn oren steek. Nu negeer ik iedereen alleen maar. Dat voelt minder erg.

Dat cold turkey stoppen betekende eigenlijk alleen maar dat ik de facebook app van mijn telefoon heb gegooid. Dat bevalt heel goed. Zo krijg ik geen push-meldingen van facebook meer op mijn telefoon. Dat is eigenlijk toch virtueel de vingers in de oren steken. Sindsdien vind ik niks meer expliciet, digitaal leuk. Laatst keek ik stiekem even via de browser. Er stonden honderden berichtjes op me te wachten. Vele gemiste nieuwe uitnodigingen voor een spelletje, vele gemiste nieuwe foto’s, vele gemiste reacties op een reactie van een vriend/vriendin op een berichtje van daar weer een vriend of vriendin van. Ik heb ze maar gelaten voor wat ze waren.

Dus tja, hoe te stoppen met facebook? Willen is 1, kunnen is 2. Als je echt wilt stoppen, dan is het zo gebeurd. Gewoon je account opheffen. Dat dat voelt als een virtuele zelfmoord is precies wat Mark Zuckerberg heeft willen bereiken bij je. Of je doet het net als ik: je wordt een virtuele zombie.

minecraft-zombie